Het einde van Cioran

Geen categorieapr 24 2013, 7:00
In Nederland is redelijk veel van het werk van de filosoof Emil Cioran in vertaling verschenen. Maar de intrigerendste informatie over hem vind je in de marge. Zo ook in een boekje van zijn kennis Gabriel Liiceanu.
Hij voetbalde met schedels. Al jong gefascineerd door de dood, babbelde Cioran graag met de doodgraver op het kerkhof van zijn geboorteplaats Rasinari. En het jongetje kreeg dan af en toe een schedel. We hebben hier al de hele Cioran. Zijn morbide spot. De bekentenis staat in een boekje van Gabriel Liiceanu dat in 1997 in het Frans uitkwam, bij de wetenschappelijke uitgever L’Harmattan. Het bestaat uit drie delen: een korte biografie van Cioran, een zeer lang interview uit 1995 en een verslag van de ziekte en de dood van de schrijver.
De titel van het biografische deel, Itinéraires d’une vie: e.m. cioran, werd ook de titel van het boekje. Het lijkt me dat Gabriel Liiceanu een wat academischer filosoof is dan Cioran. Met iets meer neiging tot filosofische benadering en filosofisch vocabulaire. Precies de reden waarom we meestal niet van hem gehoord hebben. Cioran zag zichzelf niet als filosoof uiteindelijk. Hij voltooide wel zijn filosofiestudie in Boekarest, hij las ook een massa filosofen, maar op een zeker moment konden ze hem de pot op. ‘Onderwerpers van de geest’ vond hij ze. En dan hun eeuwige systemen, ‘de ergste vorm van despotisme’. Waarschijnlijk kun je Cioran het best een moralist noemen, zoals W.F. Hermans dat ook was. Een tik van de filosofie behield hij helaas altijd wel, net als Nietzsche, die weliswaar de meest literaire filosoof was, maar dan weer naar een systeem bleef verlangen.
Aan Liiceanu vertelt Cioran hoe hij Camus ontmoette, die op hun beider uitgeverij Gallimard het manuscript van Ciorans Franse debuut Précis de décomposition (niet in het Nederlands vertaald) had gelezen. ‘En dan nu maar gaan deelnemen aan de uitwisseling van ideeën, hè’ zei Camus heel zelfgenoegzaam. ’Krijg de klere’, dacht Cioran. ‘Mij een lesje geven, die man met de ontwikkeling van een schoolmeester.’ Van Sartre was hij nog minder onder de indruk. In café Flore zat hij vaak naast hem, maar hij voelde nooit de neiging hem aan te spreken. Het hele Parijse literaire leven kon hem gestolen worden en hij weigerde literaire prijzen, terwijl hij zich ook bijna alleen door buitenlanders liet interviewen.
Van die interviews staan de beste in Entretiens, dat ten tijde van zijn dood uitkwam, in 1995, en dat al evenmin in het Nederlands is vertaald. U zult daar het gefilmde vraaggesprek met Liiceanu terugvinden, maar slechts een klein deel ervan. Compleet staat het echter in het boekje waarover ik het hier heb. En het is een feest het te lezen. In de korte biografie had Liiceanu al gezegd dat de grote verdienste van Cioran toch wel was: ‘zijn vermogen niet mee te doen aan de culturele modes’. Hij noemt dit als een kwaliteit naast het oeuvre, maar is het niet de kwaliteit van het oeuvre zelf? Wel komt het mijns inziens het best tot uiting in al de verklaringen die hij op andere plaatsen dan in zijn boeken deed. Het is jammer dat Nederlandse uitgevers zich niet gauw wagen aan het publiceren van zulke marginalia. Het lijkt of ze die maar triviaal vinden. Deze calvinistische ernst blijkt ook nu weer bij de keuze van kandidaten voor onze literaire prijzen: terwijl geest kan blijken uit een enkel aforisme, wil de Nederlandse recensent en uitgever doortimmerd werk zien. Cioran, die eind jaren ‘80 en begin jaren ’90 even in de mode was, is trouwens al weer uit de mode. Niet verwonderlijk, want men kon zo iemand alleen maar een curieus verschijnsel vinden en niet de belangrijke denker die hij was. Je ziet hetzelfde bij W.F. Hermans: men gaat zowaar een behaagzieke kletskous als Mulisch ernstiger nemen.
De laatste zestien bladzijden van het boekje van Liiceanu gaan over de dood van Cioran. De dood van iemand die het altijd over de dood had. Hij verdeelde de mensen in degenen die nooit over de dood dachten en degenen die het constant deden – een tussenweg was er volgens hem niet. En hij behoorde zeker tot degenen die van jongs af aan met de dood bezig waren. In 1990, notabene vlak nadat Cioran het prachtige, heldere interview met Liiceanu had gehad, kon hij, terugkomend van zijn uitgever Gallimard (hij hoefde alleen maar de korte afstand langs de Boulevard Saint-Germain af te leggen, van de rue Sébastien-Bottin in het 7e arrondissement naar zijn straat bij het Odéon in het 6e), de weg niet meer vinden. Hij bleek aan alzheimer te lijden en hij leefde nog vijf jaar. Waarom krijgen verstandige mensen altijd alzheimer - denk aan Thatcher en Reagan, maar dit terzijde.
Op het laatst verbleef hij in het Broca-ziekenhuis, een gereontologische kliniek. Hij rende soms door de gangen en liep ook wel eens een kamer binnen, waar hij bij de patiënt – er lagen daar vooral vrouwen, schijnt het – op de beddenrand ging zitten en naar de televisie staarde. Eens vond men hem terug in een kleerkast. Later kon hij zich alleen nog in een rolstoel verplaatsen. Hij had soms heldere ogenblikken, waarin bezoekers contact met hem hadden en met hem konden lachen. Toen Liiceanu hem voor de laatste keer bezocht, zag hij er uitgeblust uit. Maar hij vermande zich en zijn gezichtsuitdrukking werd ‘zacht en beleefd’. Hoewel Cioran graag met mensen spotte en ze niet spaarde, heb ik de indruk dat hij welgemanierd was - hij had één adellijke grootvader. En er waren natuurlijk vele gênante momenten voor de bezoekers. Liiceanu had de nieuwste uitgave meegebracht van Pe culmile disper?ri, het boek waarmee Cioran in 1934 in Roemenië debuteerde. Cioran nam het vriendelijk aan en bladerde erin, maar hij had het wel ondersteboven vast. Daarop vroeg hij: ‘Wie heeft dat geschreven?’ Wat er met hem gaande was, moet hij goed beseft hebben, want al eerder in dat laatste levensjaar 1995 had hij aan zijn vriendin gevraagd: ‘Maak me af!’
Van die vriendin, Simone Boué, die toch maar een halve eeuw bij hem was, wisten de Cioran-fans bitter weinig. Dat was helemaal de schuld van Cioran, die bijna deed of ze niet bestond. Na zijn dood vond ze een aantal notitieboekjes, die ze heeft ontcijferd en die als de Cahiers zijn verschenen – weer zo’n verhelderend en interessant boek in de marge. Opvallend daarin was evenwel dat Simone Boué bijna nooit genoemd werd. ‘Ik heb gefietst ’ schreef Cioran, als hij met zijn vriendin had gefietst. En hij fietste veel en bijna altijd met haar samen. Toch niet zo welgemanierd, die Cioran? In ieder geval een egocentrische man. Dat blijkt ook uit het lange vraaggesprek dat Simone Boué in 1997 met enige tegenzin heeft toegestaan aan Norbert Dodille en dat in het boek Lectures de Cioran te vinden is, alsook op internet. Maar Simone Boué kon zichzelf kennelijk zonder moeite wegcijferen. Ik vroeg me wel eens af of we het mooie Frans dat Cioran schreef, voor een aanzienlijk deel aan haar te danken hadden. Uiteindelijk was ze lerares Engels, een taalkundige dus. ‘Bouée’ betekent ‘boei’ en was Simone Boué de reddingsboei die hem drijvende hield toen hij in vanuit Roemenië in Frankrijk was komen leven? Maar ze zegt dat het wat de teksten betreft, niet zo gegaan is. Hoewel ze al zijn boeken heeft getikt, corrigeerde ze hem maar zelden – temeer omdat hij zelden een advies aannam. Dat Cioran financieel een beetje op haar steunde, lijkt echter niet onaannemelijk, want hij profiteerde zijn leven lang links en rechts, om de eenvoudige reden dat hij niet wilde werken. Toen hij al in de veertig was, ging hij nog in de studentenmensa eten, hij liet zich door een bevriende arts op diners in Parijs uitnodigen en op logeerpartijtjes op het platteland, en hij had nog wel meer bewonderaars die hem hielpen in het bohémienbestaan waarvoor hij gekozen had. Maar hij schijnt dan ook leuk gezelschap te zijn geweest. Mocht hij uiterst pessimistisch in zijn geschriften zijn, Simone Boué vertelt dat hij die boeken alleen schreef als hij een dipje had – de rest van de tijd was hij ‘vrolijk, erg vrolijk’.
En dat lijkt ze na zijn dood gemist te hebben. Zodra ze Carnets persklaar had gemaakt, ging ze bij haar ouders in de Vendée logeren, nam haar fiets, reed naar het strand, vouwde haar kleren keurig op en zwom de zee in met duidelijk geen andere bedoeling dan te verdrinken. Haar lichaam werd een flink stuk verderop tussen de rotsen gevonden. Ze is bij Cioran op het kerkhof van Montparnasse begraven.
Boekomslag van Itinéraires d’une vie: e.m. cioran, Gabriel Liiceanu. (MICHALON)
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten