De islam en recent onderzoek (deel 2)

Geen categoriejan 29 2014, 15:14
Het vorige stuk ging over de identiteit van de koran en de vroege islam. Het tweede stuk over de morele legitimiteit van de soennietische orthodoxie (80% moslims) en de opvolgingskwestie van de profeet.
Familiebedrijf islam
Net zoals Jezus niet uit het niets kwam, kwam ook Mohammed niet uit het niets. Jezus was de afstammeling van de priesters die als werklui (tektones) werden opgeleid om de tempel van Jeruzalem te verfraaien onder Herodes (waarschijnlijk mochten geen ongewijde handen aan de tempel werken). Hij kwam dus uit een religieus milieu maar was tegelijk ook 'timmerman'. Mohammed kwam op zijn beurt ook uit een religieuze familie waarvan zijn grootvader 'Abd al-Moettalib een belangrijke religieuze functie had in de Mekkaanse ka'ba.
De ka'ba (naar de godin-maagd Kâ'iba) bestond al in de tijd van Ptolemaeus maar werd begin zesde eeuw omgevormd van heidense, polytheïstische tempel tot een heterodox joods-christelijke tempel door de Joerhoem (Zuid-Arabische christelijke stam die Mekka veroverde). Daarvan getuigen o.a. drie inscripties in de Ka'ba, waarvan Mohammeds biograaf Ibn Ishâq bericht, die verwijzen naar heidense elementen (zeven planetaire Goden) in een christelijke versie (cf. manicheïsme), en één specifiek citaat dat zelfs verschillende parafrasen uit het evangelie samensmelt zoals dat ook in de diatessaron voorkomt (cf. manicheïsme). Nog belangrijker zijn de overblijvende funderingen van een absis (nisvormige ruimte aan een kerk) waarin volgens de islamitische traditie de grootvader van Mohammed zetelde, waarschijnlijk als een religieuze leider. Toen Mohammed geboren werd nam hij de baby mee naar de ka'ba (kerk?) om het kind te tonen en God te danken. Hij had de gewoonte, net als zijn kleinzoon, om zich af te zonderen in de grotten van Hîra en zich te onthouden van wijn (cf. manicheïsme met zijn alcoholverbod). Hij werd regelmatig gesignaleerd in de omgeving van monniken en priesters. Bij de dood van zijn ouders stuurde hij zijn kleinkind Mohammed naar een neef die zijn naam droeg ('Abd al-Moettalib), waarschijnlijk deels om hem op te leiden in het geloof van de familie.
In 608 vormde de stam van de Qoeraysj, oude en machtige Mekkaanse adel, de tempel opnieuw om tot een polytheïstische tempel (maar liet wel een beeld van Maria en Jezus staan). De missie van de profeet begon twee jaar later in 610 als reactie op het in ere herstellen van de ka'ba. Het is duidelijk dat hij de ka'aba weer wou aansluiten bij de joods-christelijke traditie van zijn familie, alleen dan in een gewijzigde versie, met in de hoofdrol deze keer enkel en alleen zichzelf (cf. montanisme), en later, zijn nakomelingen. In 630 slaagde hij daar uiteindelijk in na een militaire campagne tegen Mekka.
De moord op de profeet
Dankzij twee vorsers, Wilferd Madelung (nestor van de Duitse oriëntalistiek) en Amir-Moezzi (Iraanse wetenschapper in Frankrijk) weten we meer dan ooit dat de profeet de bedoeling had om zich uitsluitend te laten opvolgen door zijn dochter Fatima als enige, universele erfgenaam van zowel zijn profetische als materiële nalatenschap. (cf. Montanus die profetessen aanduidde als zijn opvolgers). Zijn neef 'Ali werd wel de wasî, of de uitvoerder van de nalatenschap naast Fatima, omdat vrouwen in die tijd geen rechtsbevoegdheid hadden. Zijn aangenomen zoon Zayd b. Haritha werd dus onterfd. Heel de familie van de profeet, incluis al zijn vrouwen, kreeg een speciaal statuut van religieuze zuiverheid dat hen verhief boven iedereen in de gemeenschap.
Volgens de sji'ietische bronnen van Amir-Moezzi zou Mohammed daarop vergiftigd zijn door zijn eigen entourage, meer bepaald zijn eigen vrouwen 'Ä'isja en Hafsa, dochters van zijn opvolgers Aboe Bakr en 'Oemar, de eerste twee 'rechtgeleide kaliefen' die achter de operatie zaten. Achter de hele operatie schuilt het machtsproces van twee clans binnen de Qoeraysj: de Banoe 'abd Sjams (invloedrijkste adel) en de Banoe Hâsjim (nabije familie profeet). In het geval van 'Ä'isja – 'moeder der gelovigen' volgens koran en orthodoxie – is de moord ook te begrijpen als wraak: uitgehuwelijkt aan de profeet toen ze zes was, huwelijk voltrokken op haar negende wat zelfs voor die tijd te jong was.
Volgens de sji'ietische bronnen ontstond er daarna een vervolging van de familie van de profeet. Fatima in het bijzonder werd in elkaar geslagen door een bende van 'Oemar en verloor haar kind (bevestigd door soennitische bronnen), stierf enkele maanden daarna. 'Ali werd na verloop van tijd vermoord door de latere Oemmayaden-dynastie.
De ware islam
Voor de soennitische orthodoxie is de ware toedracht achter de opvolging van de profeet een fundamenteel legitimiteitsprobleem. Het betekent immers dat 'de ware islam' het sji'isme avant-la-lettre is, want uiteraard bestond het sji'isme toen nog niet. De soennitische islam groeide tot de officiële ideologie van het te reguleren islamitische rijk en de officiële ideologie achter de veroveringen, en van alle veroveringen en gewelddaden in naam van de islam die nog zouden volgen. Na de 'verdwijning' van de laatste, twaalfde sji'ietische imam soennificeerde het sji'isme voor een deel, en werd het ook meer gefocust op de ideologie van jihad en sharia, met als culminatie Khomeiny die er een moderne totalitair systeem van maakte.
Alle godsdiensten zijn historische constructies met vele innovaties en invloeden, dus het is onmogelijk te beweren dat het huidige sji'isme wel de zogezegde 'ware islam' is. Wat echter het meest overeenkomt met de vroege islam is dat de imam in het historische twaalver-sji'isme, als opvolger en familie van de profeet, dus geïnspireerd door de goddelijke Geest (neoplatoons idee, cf. logos, paracleet), voor elke nieuwe generatie het heilig boek kan interpreteren. Zoals de profeet een Aramese Bijbel interpreteerde, zo interpreteerde een imam de koran. Het woord van God in de vroege islam was dus een gesproken woord, en geen eeuwig ongeschapen boek zoals de (asj'arietische) soennitische orthodoxie stelt. Dat noemt Amir Moezzi het sji'itische verschil tussen le Coran silencieux (koran) en le Coran parlant (sji'itische imam): de koran is een stom boek, dat enkel opnieuw begint te praten door de ingewijde die het verklaart. De islamitische stroming die vandaag het dichtste bij dit idee aanleunt is het Ismaëlisme van de Aga Khan. Maar het idee bouwt eigenlijk voort op de gewoonte van rabbijnse commentaren op de bijbel, en commentaren van de christelijke kerkvaders, beiden een vast onderdeel van de joodse en christelijke traditie naast de openbaring.
Envoi
De Geest waait waar hij wil, zei Jezus tegen Nikodemus (Johannes 3:8).
Zo zal het ook gaan met de islam. De repressie van islamitische samenlevingen, zowel op straat als in academische centra kan deze ideeën niet tegenhouden. Moslims die oprecht in hun geloof geïnteresseerd zijn, zullen ze ooit tegenkomen en het zal hun denken voorgoed veranderen, weg van de huidige soennitische en sji'itische orthodoxie, twee onaangepaste denksystemen die de wereld, moslims en niet-moslims, hoofdzakelijk regressie te bieden hebben.
Tenslotte zouden deze ideeën ook een belangrijke rol moeten spelen binnen het christendom zelf. Er zijn nog steeds christenen van de dialoog die van oecumene hun naïeve hobby gemaakt hebben. Ze benaderen de islam zoals pubers die verliefd zijn en niet meer de werkelijke andere willen zien. Het is juist aan christenen om moslims die daadwerkelijk zo houden van de verhalen in de koran er op te wijzen dat zij dan beter terugkeren naar de oorspronkelijke bron, namelijk het evangelie en de bijbel.
Het einde van religie? 'We staan nog maar aan het begin', zei wijsgeer Leo Apostel (Ik behoor tot een positieve traditie (...) Zoals de Verlichting nog maar begint, zo geloof ik dat de religie ook nog maar begint' (Leo Apostel, in: Tijdschrift voor Geestelijk Leven, 1987).)
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten