En eeuwig zingen de trilogieën

Geen categoriemei 06 2013, 12:00
Lang geleden, toen de mensen nog lezen konden, bestond er een onderscheid tussen literatuur en lectuur. Nu niet meer.
Uiteraard is het een ontwikkeling die geleidelijk ging. Om het begin van deze ontaarding aan te wijzen, kun je al een paar decennia teruggaan. Ik moet aan Peter Loeb denken, die in de jaren ’70 nog met een zekere literaire belangstelling van Nijenrode kwam, maar die er al gauw blijk van gaf dat hij uit een familie van zakenmensen kwam, en dus binnen de kortste keren alles wilde uitgeven dat geld opbracht. Ik herinner me zijn diepe verontwaardiging toen ik hem zei dat ik mezelf niet als een groot schrijver beschouwde. Zo mocht ik niet denken! Dat was niet commercieel! Ik zei dat ik geen Mulisch was die in strijd met alle evidentie bralde dat hij een genie was. Maar zo hoorde je het juist te doen, vond Loeb. En het verbaasde me dan ook niet dat hij zich omringde met bluffers als Heeresma, Kars en Cremer. Er zijn echter betere voorbeelden van uitgevers die het vooral om de poen gaat, en ik hoef de namen niet te noemen. Wie bovenaan staan in de valselijk geheten ‘Literaire Pikorde’ van HP/De Tijd, zijn niet anders dan keiharde zakenmensen, die het wel in de allerlaatste plaats om literatuur gaat, al laten ze die illusie graag nog bestaan. Het zijn mensen die min of meer toevallig in het uitgeversvak zijn gerold, maar die mijns inziens evengoed textiel of kogellagers zouden kunnen verkopen. Ik herinner me nog de minachting voor de kunsthandelaar Brons – u weet wel, die handelaar in Willinks – die zijn geld met schoenen had verdiend. Kunst en schoenen – dat kon niet samengaan! Maar uiteindelijk zult u toch moeten toegeven dat zo iemand vandaag heel anders benaderd wordt.
Ooit, in het grijze verleden, had je uitgevers en literaire uitgevers. Een uitgever gaf bijbels, tuinboeken en keukenmeidenromans uit, een literaire uitgever had een fonds dat bestond uit boeken die zijns inziens tot de literatuur behoorden. Neem een uitgeverij als Elsevier. Die werd in literaire kringen als niet chic beschouwd, gewoonweg omdat die van alles uitgaf. Toen Reve voor Elsevier koos, was dat nog een provocerende daad, waarmee hij de intelligentsia tegen de haren in streek – en wat deed hij dat graag. Literaire uitgevers waren Querido of Van Oorschot of De Arbeiderspers, al was die laatste redelijk bereid een vulgair boekje uit te geven als daar wat aan te verdienen viel.
Je had toen nog lectuur en literatuur. Dat waren gescheiden werelden. En zo hoort het ook te zijn, al moet u mij niet vragen waar de grens precies ligt. Ik vind Im Westen nichts Neues en Der Weg zurück van Erich Maria Remarque nog literatuur, terwijl ik Arc de Triomphe en bijna alles wat daarna kwam, lectuur vind. En ooit was men het daarover in literaire kringen eigenlijk wel eens. Somerset Maugham behoorde nog net tot de literatuur en schrijvers die als literair beschouwd werden, een C.J. Kelk of een Clare Lennart, waren niet te beroerd om zijn boeken te vertalen. Maar Konsalik behoorde niet tot de literatuur. Voor iedereen was het ook duidelijk waarom. Je kon over de nuances twisten – en ik zou niet zo’n reserve tegenover Maugham hebben – maar dat Konsalik net zo eng was als kunstbloemen, daar was je het gauw over eens. Dat Simenon bij een ordinaire uitgeverij als Bruna moest terechtkomen, kon je onrechtvaardig vinden, maar Simenon had het wel enigszins aan zichzelf te danken met zijn nogal flauwe Maigret-serie.
Op het ogenblik is dit onderscheid tussen lectuur en literatuur volledig weggevallen. Iedere uitgever aast op de grote oplagen. Dat is dan vandaag niet de bijbel meer, maar wel Dan Brown of Marianne Fredriksson. Het zijn de torens waarover je struikelt als je weer zo’n boekhandel binnenkomt die zich nog steeds ‘de betere boekhandel’ noemt, maar die in feite een supermarkt is en geen delicatessenzaak. Vreselijk is ook de terugkeer van de trilogie.
Ik, honderdjarige, herinner me nog dat er gelachen werd om trilogieën. Die kwamen vaak uit het hoge noorden en gingen over families waar een boel misging maar alles toch weer op z’n pootjes terechtkwam. Zeg maar: soap in drie delen. En eeuwig zingen de bossen – je hoefde de titel maar te noemen en je had de lachers op je hand. Nu liggen de trilogieën – van schrijvers als Stieg Larsson en Karl Ove Knausgård – tussen de boeken die uw ‘betere boekhandel’ u in het bijzonder aanraadt. Ja, daar haalt je de koekoek: zo verkopen ze er waarschijnlijk drie in plaats van één. Het is als een abonnement nemen. Typisch toch dat die trilogieën opnieuw uit die zingende bossen komen Maar ja, wat kun je daar anders doen dan zuipen en leuterboeken schrijven?
Onze recensenten komen niet in verzet tegen deze ontwikkelingen. Ze kijken wel uit. Ook hier gaat het weer om de centen. Recensenten zijn doorgaans ook schrijvers en ze willen beslist geen ruzie met uitgevers waar ze op een dag zullen moeten aankloppen met een boek. En was het schrijven ooit nog enigszins een roeping (‘Ik heb een roeping’, zei A. Roland Holst tegen de bekeurende agent die hem om zijn beroep vroeg), nu is het dankzij de uiteraard zeer geliefde subsidies een beroep met redelijk veilige inkomsten. Maar als je die subsidies wilt behouden, moet je oppassen. Maak dan vooral geen vijanden in het kleine literaire wereldje van Nederland. Schrijf je dus een recensie, varieer dan een beetje op de geestdriftige flaptekst en ga beslist niet verder.
Maak ik me nu iets wijs of zijn woorden als ‘criticus’ en ‘literaire kritiek’ dan ook een beetje op de achtergrond geraakt? Men schrijft geen ‘kritieken’ meer, men schrijft ‘recensies’ – zeg maar: hommages. Let eens op die artikelen. U zult er doorgaans geen negatieve opmerking in vinden. Alles is geweldig. Iedere vrijdag staat er een talent op. Dit heeft natuurlijk ook te maken met de geringe ontwikkeling van de recensenten en met de huidige terreur van de regels voor literatuur – het zijn de schrijversscholen die nu uitmaken hoe het moet zijn, en de recensenten doen weinig anders dan dit maatlatje aanleggen. En de schrijvers, handige jongens en meisjes, hebben uiteraard ook dat latje op hun werktafel liggen. Lekker makkelijk ook en we zijn het allemaal eens en we leven nog lang en gelukkig in ons tweede huis in Emilia Romagna. Fuck het onderscheid tussen lectuur en literatuur! Zegt de uitgever dat het een literair meesterwerk is, dan is het dat. Trouwens, we weten allemaal dat de schrijver meestal zelf die flaptekst heeft geschreven – want de op geld beluste uitgever wil echt geen geld verliezen aan een medewerker die zo’n tekst zou samenstellen. Nee, laat de schrijver er maar voor zorgen. En die weet toch het best hoe geniaal zo’n boek is?
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten