Ongefundeerde propaganda voor zonnepanelen

Geen categorieaug 20 2014, 16:30
Zoals ik al vaak heb betoogd, vormen duurzame energie en desinformatie een Siamese tweeling. In deze gastbijdrage analyseert Albert Stienstra een recent voorbeeld daarvan waar het om zonne-energie gaat.
Gisteren schreef ik over het fiasco van het Spaanse beleid inzake zonne–energie. Vandaag gaat Albert Stienstra in een gastbijdrage in op de stelselmatige desinformatie die er ter zake nog steeds in de Nederlandse media wordt verspreid. In dit geval in Trouw in een interview met Wim Sinke, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en manager zonne–energie bij ECN in Petten.
Volgens Trouw prikt Sinke in dit interview tien fabels over zonne-energie door. Albert Stienstra prikt op zijn beurt een aantal fabels van Wim Sinke door.
Albert Stienstra:
Onlangs kwam mij een interview met Wim Sinke onder ogen over zonne–energie in Nederland, gepubliceerd in Trouw. Dit interview is niet meer dan ongefundeerde propaganda voor zonne–energie. Hieronder reageer ik op een aantal punten uit het interview. De titels zijn de fabels die Sinke heeft doorgeprikt. Niet dus!
Ad 1. Zonne-energie zal altijd een marginale rol blijven spelen
AD 9. Zonne-energie vraagt enorme oppervlakken om iets te kunnen betekenen.
Sinke schrijft dat in Duitsland zonnepanelen voorzien in 5% van de elektriciteitsbehoefte en impliceert dat dit geen marginale bijdrage is. Ik ken de energiebehoefte in Duitsland niet, maar in Nederland is de energiebehoefte (elektriciteit, transport, warmte etc.) in 2013 acht keer zo groot als de elektriciteitsvraag. In Duitsland, met veel meer maakindustrie, is die waarschijnlijk meer dan tien keer zo groot. De Duitse zonnepanelen leveren dus een bijdrage van 0,5 % aan de energiebehoefte, een marginale bijdrage. Een significant hogere bijdrage (bijvoorbeeld 20% van de energiebehoefte) is niet te verwachten omdat dat veel te veel landoppervlak vraagt, meer dan 40 keer zoveel.
Alle zonnepanelen in NL voorzagen in 2013 in 0,5% van de totale elektriciteitsbehoefte. Dit is slechts 0,06% van de Nederlandse energiebehoefte. Om te voldoen aan de Nederlandse elektriciteitsvraag is voor installaties met zonnepanelen 2600 km2 nodig. Voor de energiebehoefte is ongeveer 21000 km2 nodig, dat is 60% van het Nederlands landoppervlak belegd met zonne-energiesystemen, dus volstrekt onhaalbaar. Sinke’s streven naar 5% van de elektriciteitsvraag is slechts 0.6% van onze energiebehoefte. Door de te grote benodigde oppervlakte blijft zonne–energie een marginale rol spelen in onze energiebalans.
Ad 5. Omdat zonne-energie fluctueert, kan ze nooit voor een betrouwbare energievoorziening zorgen.
Sinke schrijft dat toekomstige opslagtechnieken ervoor zullen zorgen dat de enorme variaties van zonne–energie per dag en per seizoen kunnen worden beheerst. Een illustratie van die variatie:
Op een zonnige dag in Duitsland klimt het vermogen van de zonnepanelen tussen zeven uur ’s ochtends en 1 uur ’s middags van 0 naar 25GW. Van drie uur ’s middags tot zeven uur ’s avonds daalt het vermogen weer naar nul. Twaalf grote kolencentrales worden de één na de ander teruggeregeld, uitgeschakeld en daarna weer ingeschakeld om de netspanning en – frequentie binnen de marges te houden.
Dit leidt tot extra brandstofverliezen en slijtage. De zonne-energievariaties zijn een ernstige bedreiging voor de stabiliteit van het elektriciteitsnet, zelfs met de marginale bijdrage van 5% aan de Duitse elektriciteitsvoorziening.
Nog grotere variaties zouden gelden voor een zonne–energiesysteem dat in Nederland aan de energiebehoefte zou voorzien. De geïnstalleerde capaciteit moet dan 100GW zijn. Kolencentrales kunnen dan niet meer worden gebruikt om de netspanning en –frequentie constant te houden, dit kan uitsluitend met opslag van de energie. Bovendien produceren zonnepanelen hier in de zes koudste maanden gemiddeld ruim twee keer minder energie dan het jaarlijkse gemiddelde, terwijl in de zes warmste maanden gemiddeld anderhalf keer zoveel wordt geleverd. Het zomerse overschot moet dus worden opgeslagen voor elektriciteitsproductie tijdens de winter.
Voor aanzuivering van het tekort tijdens de wintermaanden moet een enorme energiebuffer worden aangelegd. Een accu van meer dan 230 miljard kWh is nodig voor opslag van dit zonne–energietekort. Dat zijn meer dan 230 miljard flinke twaalf-volt accu’s, ca. 30.000 per huishouden; een onafzienbaar grote en kostbare hoeveelheid. Toepassing van Li-ion accu’s zoals in elektrische auto’s verkleint de hoeveelheid accu’s met een factor 10, maar dan zijn er nog steeds teveel. Een buffer om ook ’s winters voldoende zonnestroom te kunnen leveren is en blijft onrealistisch. De overige tijdens het interview genoemde opslagtechnieken zijn niet meer dan onbewezen hersenspinsels.
Zonder een doorbraak in batterijtechnologie blijft zonne-energie door de sterke variaties een marginale bijdrage in de nationale energiebalans.
Ad 6. Het opwekken van zonnestroom is nu al goedkoper dan het opwekken van grijze stroom.
Er wordt beweerd dat het opwekken van zonnestroom geen subsidie meer nodig heeft. Echter, verrekening van opgewekte zonne–energie met de kWh-prijs die de consument betaalt is ook subsidie. Deze forse subsidie wordt betaald uit de energiebelasting. Door geldoverdracht van arm naar rijk wordt een gunstig financieel rendement van zonnepanelen verkregen. Dit is geen sociaal verantwoorde handelwijze. Temeer omdat de “investering” in zonnepanelen voor de Nederlandse energievoorziening waardeloos is.
Ad 10. Een zonnepaneel produceren kost meer energie dan ermee wordt opgewekt. Daarom is zonne-energie niet duurzaam.
Sinke zegt dat de energie die nodig is om een zonnestroomsysteem te fabriceren in één of twee jaar wordt opgewekt. Dat is echter niet correct.
Ferroni van de ETH [Eidgenössische Technische Hochschule] in Zurich heeft berekend dat de opbrengst van zonnepanelen tijdens de levensduur van 25 jaar 1.500 kWh/m2 is. Hierbij is rekening gehouden met 8% vollasturen voor zonne–energie in Duitsland, zoals aangegeven door de BMU statistiek.
Hij neemt 1250 kWh energiekosten voor productie (eigen berekening, in literatuur wordt hiervoor 1237 kWh aangegeven). Hierbij worden opgeteld aanpassing van zonne–energie aan het elektriciteitsnet, verliezen veroorzaakt door de sterke variaties van zonne–energie, stand–by vermogen van conventionele centrales, onderhoud, reparatie etc. Het totaal van energiekosten over 25 jaar is 2.460 kWh/m2, ruimschoots meer dan de opbrengst.
Zonnepanelen zijn inderdaad niet duurzamer dan kolencentrales, ook al vindt Sinke dat hij dat krachtig moet bestrijden.
Aldus Albert Stienstra.
Voor mijn eerdere DDS–bijdragen zie hier.
Onderstaande foto's zijn ontvangen van respondent Saeftinghe. Voor toelichting ga naar zijn commentaren.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten