Roep onrealistisch energiebeleid halt toe!

Geen categorieaug 01 2014, 16:30
Ineffectieve doelstellingen zijn dominant in beleid Nederland en EU en bedreigen de energievoorziening. Een gastbijdrage Jan Kamminga en Stephan de Vries.

Nederland is geen voorloper als het om de verduurzaming van de energievoorziening gaat. Binnen de Europese Unie bevinden we ons met een aandeel van 4,5% duurzame energie in de achterhoede. Maar een stevige kentering is zichtbaar. Ambitieuze Europese doelstellingen zijn vorig jaar vertaald in het nationale Energieakkoord voor duurzame groei.
Het ophogen van het aandeel duurzame energie binnen onze energiemix tot 16% in 2023 is één van de centrale doelstellingen uit dat akkoord. Daarover moet niet lichtzinnig worden gedaan: om in minder dan 10 jaar het aandeel duurzame energie met 12 procentpunt te verhogen is een immense opgave.
Duurzame energie is schoner dan het gebruik van fossiele brandstoffen en kan op de langere termijn een bijdrage leveren aan een meer onafhankelijke energiepositie. De discussie moet dan ook niet gaan over de vraag of we onze energiemix moeten transformeren, maar over hoe dat dient te gebeuren. Een overheid die daar sterk op stuurt en eigen keuzes maakt, gaat voorbij aan mogelijke betere en kosteneffectievere oplossingen en smoort daarmee de dynamiek van de markt.
Dat leidt tot een star en duur energiebeleid. De snelle, maar eveneens onbetaalbare en deels ontwrichtende Energiewende in Duitsland toont aan hoe onrealistische ideeën in de praktijk nadelig kunnen uitpakken. Gelukkig kunnen we leren van onze oosterburen en is met een aantal maatregelen te voorkomen dat Nederland in dezelfde valkuilen stapt.
Ten eerste dient de overheid bescheidenheid te tonen in sturende keuzes. Aan het verlenen van langlopende exploitatiesubsidies moet een eind worden gemaakt. Nederland geeft de komende jaren ten minste 18 miljard aan subsidies uit door langdurig een vaste prijs te garanderen voor duurzaam opgewekte stroom. Door op die wijze ‘winnaars’ te kiezen worden andere (mogelijk) veelbelovende innovaties in de kiem gesmoord. Als subsidie dan toch moet worden verleend, kan dat beter aan de voorkant van het innovatieproces gebeuren. Nog beter is het om burgers zelf ruimte te geven om maximaal te profiteren van kansen die technologische ontwikkelingen bieden voor de lokale opwekking van energie.
Ook moeten de EU en Nederland stoppen met het stapelen van verschillende klimaatdoelstellingen. Drievoudige, deels overlappende eisen stellen, zoals met de 20-20-20 doelstelling wordt gedaan, maakt het beleid onnodig complex en duur. Geconcentreerd moet worden op het verlagen van de CO2-uitstoot. Hoe dat tot stand komt moet zoveel mogelijk aan bedrijven zelf worden overgelaten.
Die vrijheid kan worden geboden door het deugdelijk beprijzen van CO2-uitstoot. Daartoe dient het huidige, falende emissiehandelssysteem (ETS) aangepast te worden naar Brits voorbeeld. Naast een plafond aan uitstootrechten moet een bodemprijs per recht worden afgedwongen. Op die wijze ontstaan wel de prikkels die de markt richting verduurzaming sturen, zonder keuzevrijheid en flexibiliteit de nek om te draaien.
Ten slotte is het zeer onverstandig om bepaalde vormen van energieopwekking op voorhand uit te sluiten. Tijdens de gehele energietransitie moeten we over een langzaam veranderende, robuuste energiemix kunnen beschikken. Ook kernenergie kan daarbij, als één van de belangrijkste, nagenoeg CO2-vrije methoden van elektriciteitsopwekking, een stabiliserende rol spelen. De huidige impasse wat betreft de verdere ontwikkeling van kernenergie in Europa en Nederland dient te worden doorbroken. Hetzelfde geldt voor schaliegas: de winning daarvan mag alleen worden verworpen bij zeer zwaarwegende bezwaren.
Klimaatbeleid en energiebeleid zijn niet één en hetzelfde en moeten ook niet als zodanig worden behandeld. Naast schoon moet onze energievoorziening ook betaalbaar en betrouwbaar blijven. Zonder een realistische uitwerking van klimaatdoelstellingen in ons energiebeleid kunnen we dat wel vergeten.
Jan Kamminga is voormalig voorzitter van de VVD. Stephan de Vries is wetenschappelijk medewerker bij de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau gelieerd aan de VVD. De Teldersstichting bracht afgelopen maand het rapport ‘Zeker van energie’ uit. Deze bijdrage werd eerder als opinieartikel in het FD gepubliceerd.
Voor mijn eerdere DDS–bijdragen zie hier.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten