Op weg naar het einde van de ontbossing

Geen categoriejun 15 2012, 17:44
Wat Indonesië kan leren van Brazilië: een bijdrage van Agus Purnomo, buitengewoon assistant van de Indonesische president Yudhoyono.
Aan de vooravond van de Rio+20 Conferentie, die van 20 tot en met 22 juni in Brazilië plaatsvindt, zal de internationale gemeenschap zich constructiever moeten opstellen tegenover de Indonesische overheid en Indonesische bedrijven met betrekking tot het vraagstuk van ontbossing en de uitstoot van broeikasgassen. Aan de andere kant moet Indonesië meer leren van de ervaring van Brazilië. Dit stelt Agus Purnomo, buitengewoon assistent van de Indonesische president Yudhoyono.
De afgelopen jaren is Indonesië steeds centraler komen te staan in de wereldwijde discussie over klimaatverandering. De focus ligt daarbij vooral op haar bijdrage aan de inspanningen die overal ter wereld geleverd worden om ervoor te zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen geen gevaarlijk niveau bereikt. Onze circa 100 miljoen hectare regenwoud en veengronden vormen samen een van de grootste en meest waardevolle koolstofopslagplaatsen op aarde. Ontbossing en ongereguleerde landconversie kunnen daardoor dus leiden tot ernstig verhoogde concentraties van broeikasgassen. Naar schatting is 85% van de Indonesische CO2-voetafdruk afkomstig van deze bronnen.
Maar er is ook goed nieuws: Indonesië is vastbesloten om samen met de wereldwijde gemeenschap klimaatverandering tegen te gaan en ontbossing een halt toe te roepen. Vorig jaar maakte president Susilo Bambang Yudhoyono bekend dat hij zich de resterende jaren van zijn tweede ambtstermijn volop zal inzetten voor behoud van het regenwoud. Dit was geen loze belofte: op dit moment heeft de president al een aantal indrukwekkende toezeggingen gedaan. Zo verklaarde hij in 2009 tijdens de G20-top in het Amerikaanse Pittsburgh dat Indonesië haar uitstoot van broeikasgassen aan het einde van dit decennium vrijwillig met 26% verlaagd zal hebben ten opzichte van ‘het standaard bedrijfsniveau’. Hij onderstreepte dit vervolgens door samen met de Noorse regering een verklaring inzake bossen en klimaatverandering te ondertekenen. Aan deze verklaring werd onmiddellijk vervolg gegeven met een reeks verbeteringsmaatregelen voor het beheer van bos- en veengronden. Een van de beleidsmaatregelen die het eerst geïmplementeerd werd, was een tweejarig moratorium op nieuwe vergunningen voor primaire bos- en veengronden. Bovendien zal de president aan het einde van dit jaar samen met Noorwegen de zogenaamde REDD+-bouwstenen lanceren. REDD+ staat voor Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation, oftewel het verminderen van emissies als gevolg van ontbossing en bosdegradatie. Deze bouwstenen zijn bedoeld om de markt te bewegen natuurlijke bossen en veengronden goed te beheren.
Deze significante veranderingen beginnen hun vruchten af te werpen. Cijfers van het Indonesische Ministerie van Bosbouw laten zien dat het ontbossingstempo al tien jaar terugloopt. Momenteel wordt zo’n 500.000 hectare per jaar gekapt, een getal dat bevestigd wordt door onderzoeken die in opdracht van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en andere onafhankelijk organen zijn uitgevoerd. We streven naar een verdere daling van dit ontbossingscijfer in combinatie met het faciliteren van armoedebestrijdingsprogramma’s en economische ontwikkeling in afgelegen gebieden. Gezien de complexe sociale, economische en politieke samenstelling van Indonesië moge het echter duidelijk zijn dat dit niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden.
Brazilië en Indonesië zijn wereldwijd de grootste landen met tropisch regenwoud:
Geschat BBP 2011 Groei 2010 Bevolking Bosgebieden (ha) Ontbossing 2000-2010
Brazilië $2.284 miljard 7,5% 203,5 miljoen 519 miljoen 2,6 miljoen ha / jaar
Indonesië $1.121 miljard 6,4% 245,6 miljoen 94 miljoen 0,5 miljoen ha / jaar
De cijfers van de FAO voor Brazilië laten voor de afgelopen tien jaar een hoge ontbossingsgraad laten zien. Desalniettemin is de ontbossing in Brazilië de afgelopen drie jaar drastisch verminderd; tot zo’n 700.000 ha per jaar. Hoewel de Braziliaanse economie twee keer zo groot is als de Indonesische, en Brazilië vier keer zoveel opgaand bos heeft, heeft het land qua duurzaam bosbeheer dus een hoger niveau bereikt. Wat kan Indonesië van Brazilië leren?
Brazilië is erin geslaagd een succesvolle industriële en financiële sector te ontwikkelen, en koppelde daarmee haar groeimotor los van de landbouweconomie. De Braziliaanse economie bestaat uit een groot aantal verschillende sectoren, variërend van de productie van auto’s en vliegtuigen tot staal- en petrochemische industrie en van soja-, suikerriet-, koffie- en rubberplantages tot internationale (financiële) handel. Indonesië daarentegen staat nog maar aan het begin van een ambitieus plan om haar economisch potentieel tot wasdom te brengen door middel van infrastructuurontwikkeling. De grootste uitdaging voor het land ligt erin de ontwikkeling van haar industrie en dienstensector te combineren met het cultiveren van vruchtbare grond. Indonesië moet gebruik gaan maken van geavanceerde technologie om de landbouwproductiviteit te verbeteren. Daarnaast is het cruciaal dat armoedebestrijdingsprogramma’s gelinkt worden aan de bescherming van de nog bestaande primaire bossen en veengronden. Daarom is het slagen van REDD+ ook zo belangrijk voor Indonesië.
De Verenigde Naties concludeerden in 2011 in een rapport dat het behoud van Indonesische regenwouden drie keer meer zou kunnen opleveren dan de kap ervan voor palmolieplantages, mits het REDD+-initiatief in het hele land geïmplementeerd wordt. Om daarvoor te zorgen zullen ‘s werelds rijkste landen REDD+ een flinke financiële injectie moeten geven – groter dan momenteel mogelijk is. Dit is een fors probleem, gezien de economische crisis waar de wereld zich momenteel in bevindt. Het is de vraag of het goede voorbeeld van Noorwegen navolging krijgt. Zullen ook andere ontwikkelde landen de daad bij het woord voegen en hun beloften waarmaken? Alleen dan kan via REDD+ de uitstoot worden teruggebracht tot het beoogde niveau terwijl ondertussen de arme bevolking hulp wordt geboden, de biodiversiteit wordt beschermd en we verzekerd blijven van cruciale ecosysteemdiensten.
Indonesië zou graag in samenwerking met ‘s werelds belangrijkste maatschappelijke organisaties en wetenschappers een impuls geven aan de inspanningen die ze levert om ontbossing te bestrijden. Helaas worden we op gezette tijden onprettig verrast door grootschalige campagnes gericht tegen Indonesië en haar grootste ondernemingen, hoewel ook deze laatste zich vandaag de dag inzetten om samen onze doelen op het gebied van regenwoudbescherming te bereiken.
Maar al te vaak denken ngo´s en de internationale gemeenschap dat het volstaat om campagne te voeren door de kranten te halen, demonstraties te steunen en rapporten over niet noemenswaardige incidenten te publiceren. Daarbij negeren ze gemakshalve de brede landelijke analyses en voortschrijdende ontwikkelingen. Enkele weken geleden haalde Greenpeace bijvoorbeeld de voorpagina´s in Indonesië met de stelling dat het moratorium op nieuwe vergunningen voor primaire bossen en veengronden niet werkt. Volgens de milieuorganisatie is er zelfs sinds de instelling van het moratorium al vijf miljoen hectare bos- en veengrond verloren gegaan.
Een dergelijk verhaal mag voor Greenpeace een aardig succesje zijn, voor de mensen die er alles aan doen om dit moratoriumbeleid tot een succes te maken is het zwaar frustrerend. Ten eerste komen de cijfers van Greenpeace totaal niet overeen met die van het Ministerie van Bosbouw en andere relevante instanties. Ten tweede voegden ze opzettelijk het woord ´potentieel´ toe aan hun stelling, wetende dat dit sleutelwoord vanzelf door de media achterwege gelaten zou worden. Hun stelling werd daardoor een veroordeling – alsof dit zogenaamde potentiële verlies ook echt plaats had gevonden.
Zouden we niet tot een veel gerichtere aanpak kunnen komen als de internationale gemeenschap samen zou werken met landelijke en lokale beleidsmakers, lokale maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven? Met een dergelijke gedeelde strategie zouden we de veranderingen kunnen bewerkstelligen die nodig zijn om een einde te maken aan de ontbossing in Indonesië. Daarvoor is wel een actieve en nuchtere inzet van ngo´s nodig. Onze president heeft reeds het initiatief genomen en het is duidelijk wat ons te doen staat. Maar we hebben nog een weg te gaan, en die zal niet makkelijk of aantrekkelijk zijn. Integendeel, we zullen harder dan ooit moeten werken. We nodigen dan ook iedereen uit mee te helpen om onze kostbare natuurlijke hulpbronnen te beschermen en de dreigende klimaatverandering tegen te gaan. De overheid kan immers niet in haar eentje zorgen voor een eerlijke en duurzame economie. Ook bedrijven, lokale gemeenschappen en maatschappelijke organisaties zullen de risico´s van het traject richting een duurzame economie moeten dragen en langetermijninvesteringen moeten doen om het grote publiek voor te lichten en de wetenschap te stimuleren.
Over Agus Purnomo
Agus Purnomo schreef dit artikel in het kader van de Wereld Milieudag op 5 juni. Purnomo is buitengewoon assistent van de Indonesische president en tevens hoofd van de Nationale Raad inzake Klimaatverandering. Agus Purnomo was zo’n 25 jaar actief in milieubeschermingsbewegingen voor hij toetrad tot de Indonesische regering.
Over Rio+20
De Rio+20 is de verkorte naam van de Conferentie voor Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties die van 20 – 22 juni 2012 in Rio de Janeiro wordt gehouden. Twintig jaar na de in 1992 gehouden Earth Summit in Rio, waar verschillende landen de Agenda 21 adopteerden, zullen wereldleiders, internationale bedrijven en maatschappelijke organisaties opnieuw bij elkaar komen om met elkaar maatregelen tegen armoede overeen te komen en te pleiten voor schone energie en de ontwikkeling van een duurzamer een eerlijk gebruik van natuurlijk bronnen.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten