Is 'Stoner' steengoed?

Geen categoriemei 21 2013, 9:27
Iedereen heeft zijn zegje gedaan over de roman ‘Stoner’ van John Williams. Ik wil nu ook mijn ‘munt in het duitje’ doen zoals ik een ontwikkelde Vlaming gisteren in het nieuws hoorde zeggen.
Ik begon aan dit boek met een grote weerzin, omdat iedereen het zo goed vond. Wat wilde ik het graag slecht vinden! Maar het is me niet gelukt. Stoner is goed, steengoed als u wilt. Toch valt er nog wat meer over te zeggen. Ik haak daarbij aan bij de uitspraken die allemaal voorin het boek staan en die door de uitgever bij recensenten maar vooral ook bij boekhandelaren gesprokkeld werden. Ik ben het met de uitgever eens dat in die citaten eigenlijk alle goede kwaliteiten van Stoner genoemd worden.
Maar de uitspraak van Arnon Grunberg, waarmee de reeks begint, verbaasde me toch een beetje. Het is al verwonderlijk dat Arnon Grunberg als zo’n orakel gezien wordt, maar Nederland houdt van dergelijke zelfbenoemde orakels, zoals je kunt zien aan het aanhoudende succes van Mulisch (ik zie Arnon Grunberg als de nieuwe Mulisch) en zelfs aan de aandacht die de malloot Theo Kars nog met zijn ‘memoires’ wekte. Vroeger hadden we onze dominees, nu deze helderzienden. Grunberg zegt: ‘Als u een boek wilt lezen dat uw leven gaat veranderen, lees dan Stoner.’ De roman gaat misschien wel in de eerste plaats over het geluk dat de literatuur je kan geven, en bovendien over het plezier dat je erin kunt hebben dat geluk door te geven, in dit geval in het onderwijs. Iets heel zinnigs, waar eigenlijk weinig over geschreven is, maar dat John Williams een beetje duidelijk maakt. Niet heel erg duidelijk, vind ik, maar hij zegt er tenminste dingen over die hout snijden. En reeds zijn evidente verlangen er iets over te zeggen, grijpt je bij de keel, temeer omdat hij geen enkel cliché gebruikt. Het gaat allemaal zo rustig in dit boek, waarin de hoofdpersoon een nogal passieve man is die alles meer laat gebeuren dan dat hij er zelf iets aan doet. Intussen hoor je niet weinig over het wonder van de literatuur Er zijn zoveel goede redenen om te lezen, maar één van die redenen die ik altijd noem tegenover mensen die ik er mogelijk voor zou kunnen winnen, is: je maakt meer kans een geestverwant te ontmoeten. Want door te lezen ontmoet je niet alleen mensen van buiten je woonplaats, maar ook nog eens van buiten je tijd. Stel dat ik het had moeten doen met tijdgenoten uit Amsterdam. Ik moet er niet denken! Wil Grunberg zeggen dat dit boek je tot lezen brengt? Maar als je het leest, ben je al een lezer! Want het lijkt me niet het boek dat zal doordringen in fabriekshal, jeugdcafé en outlet store. Ook kan het, door de geringe argumentatie en eerder een spel van suggestie, slechts degene overtuigen die al overtuigd is. Het is de herkenning van je literaire geestdrift, die je zo’n emotie geeft bij het lezen van dit boek.
En ook de weergaloze beschrijving van de stille charme van de universiteit. Nu ja, van de universiteit zoals die ooit was. Want het gehaaste klaarstomen van steeds meer afgestudeerden, waar de wereld trouwens niet de minste behoefte aan heeft, schept niet de voorwaarden om wat dan ook te ontdekken. Hoe anders was dat in mijn goeie ouwe tijd, toen je toch zeker bij een studie als Nederlands praktisch niets hoefde te doen. En daarom deed je juist zoveel! Ik althans las me te pletter, zonder dat iemand me ertoe aanzette. En dag en nacht was je met anderen aan het praten over je lectuur en over alle mogelijke andere dingen. Met mijn meest literaire vriend – hij zou later een bekende boekhandel in Utrecht hebben – zat ik in cafés te ouwehoeren of liep ik midden in de nacht vanuit het centrum van Utrecht naar de Oude Rijn om onderweg ook weer te redeneren. Het stelde allemaal niets voor, maar je gevoel voor poëzie groeide wel als een jong konijn.
Schreef Maarten ’t Hart niet ergens dat hij het gevoel had dat Bach voor hem persoonlijk gecomponeerd had? Zo gaat dat met echt goede kunst – en natuurlijk niet met het hoopje keien dat in een verder lege museumzaal ligt. En zo zal het met Stoner gaan bij iedereen voor wie literatuur veel betekent. En voor wie de universiteit een schatkamer was. En voor wie gelooft in de traditie - in het onderwijs maar ook in de literatuur.
Maartje Kroonen van de Literaire boekhandel Lijnmarkt in Utrecht zegt dat de passieve aard van de hoofdpersoon van Stoner je ‘het bloed onder de nagels vandaan’ haalt. Toegegeven, zoals de twee geliefden zich uiteen laten jagen door een valse collega, doet nu bijna onwaarschijnlijk aan. Maar deze passage speelt zich wel in de jaren ’50 of zoiets af. Mist Maartje de expliciete kritiek waaraan we in onze tijd zo gewend zijn geraakt? Er zit allerlei kritiek in Stoner, maar die is wijs en berustend. John Williams verliest echter zijn zelfbeheersing enigszins als hij het boerenmilieu beschrijft waaruit de hoofdpersoon voortkomt, en het welgestelde burgerlijke milieu waar hij zijn vrouw vindt. Beide beschrijft hij ietwat karikaturaal en we vermoeden dat hij die milieus gewoonweg niet goed genoeg kende en zelf uit een milieu precies daartussen kwam. Bij het boerenmilieu moet je denken aan het schilderij American gothic van Grant Wood, zo versimpeld is het geheel. En het ‘betere’ milieu was toch echt genuanceerder weergegeven in de romans van John P. Marquand, een Amerikaanse auteur die al evenzeer als John Williams ten onrechte vergeten is. Het doet je eerder denken aan de helaas niet vergeten Sinclair Lewis, bekend van zijn roman Babbitt, dat moest dienen als een wapen in de klassenstrijd.
Niet alleen maakt John Williams brandhout van de familie van de echtgenote, hij geeft ook van haarzelf een wreed portret. Houdt Williams wel van vrouwen? Die vraag is door geen recensent gesteld, voor zover ik weet. Als de mannelijke hoofdpersoon zich tot een vrouw voelt aangetrokken, is ze altijd graatmager en bleek, en we horen verder eigenlijk alleen dat ze zulke mooie ogen heeft. Was Williams homoseksueel en had hij zelf een verhouding met een student in plaats van een studente? Het zou de angst voor ontdekking van de verhouding wel iets beter verklaren. Hoe dan ook, de echtgenote is een waar monster. Nooit lazen we zo’n genadeloze beschrijving van een vrouw, of het moest zijn in de vier delen van Les jeunes filles van Henry de Montherlant (alleen het eerste deel is als Meisjes in het Nederlands vertaald). En Montherlant was homoseksueel. De tetralogie is door Simone de Beauvoir hardhandig aangepakt in haar studie De tweede sekse. Je zou kunnen zeggen dat het ook niet toevallig is dat de hoofdpersoon in Stoner juist voor de literatuur wordt gewonnen door een sonnet van Shakespeare – en het is bekend dat diens sonnetten homoseksueel geïnspireerd zijn. Nu doen deze vermoedens niets af aan de kwaliteit van Stoner (behalve dan in de door mij gewraakte passages), maar een heldere lezer mag er wel eens bij stilstaan. Waarschijnlijk maakt John Williams ook zo’n monster van de echtgenote om de ontrouw van professor Stoner, de verhouding met een van zijn leerlingen, aanvaardbaarder te maken, maar dit is wel van grof hout zaagt men planken.
Er is overigens weinig in Stoner dat de moderne, ‘progressieve’ lezer zal storen. Anders zouden we van het boek niet horen, want we leven in een monotheïstische cultuur, ook nog nu God dood is. Anders zou Stoner boekhandelaren en recensenten ook beslist niet zo gelukkig hebben gemaakt. Maar we noemden al dat John Williams voor traditie opkwam en men mag wel aannemen dat de auteur niet erg gelukkig zal zijn geweest met de ontwikkelingen in het onderwijs sinds de jaren ’60. Op een gegeven moment was ik ook verrast door een ander standpunt dat allerminst tot de hedendaagse mores behoort. Ik kreeg het even benauwd toen een invalide opdook die ook nog ‘het gezicht van een filmster’ had. Jezus, gaan we daar weer? Zou dit de echte held van het verhaal gaan worden? Want u weet natuurlijk ook dat we de andersvaliden een extra kansje moeten geven, ook in de literatuur. Geven we deze gehandicapten niet – ja, het taalgebruik is hier ironisch – een hogere handicap zoals bij golfen? Tommy Wieringa houdt zich daar keurig aan. Maar wat gebeurt er in Stoner? Die invalide en zijn invalide maatje ontpoppen zich als de grootst denkbare klootzakken, gefrustreerd en vals! Haha, zoiets lees ik graag. Niet omdat elke invalide te duchten en te bestrijden valt – maar ik hoop dat u me begrepen hebt, al maak ik me weinig illusies. De invalide professor, die eerst nog iets fascinerends heeft, groeit uit tot de collega die de hoofdpersoon en zijn geliefde in het nauw drijft en bewerkstelligt dat ze uiteen moeten gaan.
Waarmee John Williams met een extreem geval meteen goed heeft weergegeven dat je ook aan een universiteit niet beschermd bent tegen het kwaad en dat, waar je hoopte je ongestoord te kunnen overgeven aan de studie en het lesgeven, de gangbare ‘rat race’ de sfeer bepaalt. Het is erg ontgoochelend en maakt Stoner tot een boek dat pijn doet. Dat deed de vertaling me soms ook, maar dan op een andere manier. Je kunt onmogelijk zeggen dat het boek slecht vertaald is, maar waarom dan die paar vreselijke uitglijers? Natuurlijk kom je steeds weer die overal terugkerende fout tegen dat er geen komma gezet wordt aan het eind van een bijzin en dat je constructies krijgt als ‘omdat hij viel viel de wandeling hem tegen’. Tussen die werkwoorden hoort een komma, zoals u weet. En die komma heeft zin – zoals de meeste taalregels. Maar ik wilde het alleen hebben over modieuze formuleringen die personages van een boek uit 1965 in de mond worden gelegd. Zo zagen we ‘plek’ waar in die dagen nog normaal ‘plaats’ werd gezegd, en het allerallerergste is het ‘toch?’ aan het eind van een vragende zin, waar uiteraard ‘hè?’ had moeten staan, want we zijn niet in het Amsterdam van vandaag. Dat vertalers hier niet aan denken, is voor mij onbegrijpelijk. Bijzonder slim kunnen ze niet zijn, toch?
John Williams schrijft onthutsend goed, maar niet perfect. Ik zou hem het totale boek niet na kunnen doen, want de eenheid van plaats en sfeer is onverbeterlijk. Ook ontbreekt de spanning niet, evenmin als de conclusie dat het leven toch maar een machteloos gedoe is waarvan ieder zich mag afvragen of het de moeite loont. En dit alles terwijl ook nog even wordt geïllustreerd dat literatuur je de illusie kan geven dat het wel degelijk loont! Maar soms verzeilt Williams in een beschrijving - vooral van het weer en het seizoen – die overbodig aandoet. Het lijkt of hij dan denkt: dit moet even, want anders ben ik niet literair. Hij beseft niet hoe literair hij al is, oneindig veel meer dan menig ander!
Hans de Sain van de Algemene Boekhandel in Amersfoort zegt: ‘Zelden een boek gelezen waarbij het prachtige omslag zo past bij de inhoud.’ Raar, maar dit is het omgekeerde van wat ik dacht. Zelden zag ik een omslag dat zo weinig bij het boek paste. Waar je een wat verlegen, onopvallende Amerikaanse intellectueel uit de jaren ’50 verwacht te zien, word je geconfronteerd met een pittoreske zwerver van bij het station. Ja, ik weet dat onze intello’s daar bij het station de grootste wijsheid menen te vinden, zo niet in Kirgistan (want daar zou deze figuur ook vandaan kunnen komen). Maar dan heeft de Amerikaanse uitgever het toch verstandiger gedaan. Waarom zijn we in Nederland toch altijd het dwaast? Het is toch geen Olympische discipline, dwaasheid? Daar hoeft toch niet gewonnen te worden?
Zie hier ook een eerdere recensie van 'Stoner' door Sebastien Valkenberg op Het goede leven.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten