Zaak-Vaatstra: 20+12=20

Geen categorieapr 01 2013, 15:15
Via deze merkwaardige rekensom kwam het Openbaar Ministerie de afgelopen week tot een strafeis van twintig jaar.
Op moord staat in Nederland levenslang of een tijdelijke gevangenisstraf van maximaal dertig jaar. Dat maximum is nog niet zo lang geleden verhoogd. In de zaak-Vaatstra geldt nog het oude maximum van twintig jaar omdat het misdrijf voor de verhoging is gepleegd.
Mohammed B. en Jasper S.
Levenslang wordt alleen opgelegd voor meervoudige moord, alsmede voor enkelvoudige moord in uitzonderlijke gevallen. Dit laatste was aan de orde in de strafzaak tegen Mohammed B. na de moord op Theo van Gogh. Hierin werd levenslang geëist en ook opgelegd, onder andere omdat de kans op herhaling groot werd geacht en bescherming van de samenleving daarom geboden was. In het geval van de verdachte in de zaak-Vaatstra, Jasper S., is er naar het oordeel van het OM nauwelijks kans op herhaling. Levenslang zit er volgens het OM niet in, en daarom is de maximaal mogelijke straf in dit geval twintig jaar. Vanwege de - nagenoeg automatische - voorwaardelijke invrijheidstelling nadat tweederde van de straf is uitgezeten, komt twintig jaar effectief neer op dertien jaar en vier maanden, maar dit terzijde.
Juridische logica
Maximaal twintig jaar voor moord sluit in deze zaak dus kennelijk aan bij de gangbare praktijk. Die praktijk is uiteraard vatbaar voor discussie, maar die discussie wil ik hier nu niet voeren. Er is namelijk nog iets anders aan de hand. In de tenlastelegging wordt Jasper S. niet alleen beschuldigd van moord, maar ook van verkrachting. En op dat laatste misdrijf staat een maximale gevangenisstraf van twaalf jaar. Logisch geredeneerd zou in deze zaak daarom een straf van twintig plus twaalf is 32 jaar kunnen worden geëist. Maar kennelijk is logica niet het sterkste punt van ons strafrecht. Cumulatie van strafmaxima is er niet bij. Natuurlijk zal er gemiddeld genomen voor moord plus verkrachting wel een hogere straf uit rollen dan voor alleen moord, maar de straf kan nooit hoger zijn dan het maximum dat geldt voor het zwaarste van de twee misdrijven, te weten moord.
Rechtsongelijkheid
Deze praktijk heeft absurde implicaties. Laten we uitgaan van de oude situatie, waarbij de tijdelijke gevangenisstraf straf op maximaal twintig jaar was gesteld. Iemand die eerst een verkrachting pleegt, daarvoor wordt veroordeeld, en na op vrije voeten te zijn gekomen vervolgens een moord pleegt, kan in beginsel 32 jaar krijgen: eerst twaalf jaar voor verkrachting en later twintig jaar voor moord. Iemand anders die voor beide misdrijven tegelijkertijd terecht staat, zoals Jasper S., kan maximaal niet meer dat twintig jaar krijgen. Hier is maar één woord voor, en dat is rechtsongelijkheid.
Negatieve prikkel
Om deze rechtsongelijkheid te ondervangen zit er voor onze magistraten niets anders op dan bij de straftoemeting hierop te anticiperen. Iemand die alleen voor moord terecht staat zal dus een straf moeten krijgen die flink onder het maximum van dertig, respectievelijk twintig jaar ligt, om zo ruimte te maken voor hogere straffen in gevallen waarin naast moord nog een ander zwaar misdrijf aan de orde is (b.v. poging tot doodslag, brandstichting, verkrachting). Een aanwijzing dat dit inderdaad speelt zou kunnen zijn dat - volgens een onderzoek van Joost Eerdmans in het kader van zijn Burgercomité - de gemiddelde straf voor moord effectief - dus rekening houdend met vervroegde invrijheidstelling - zes jaar bedraagt. Dit is nominaal negen jaar, dus minder dan de helft van het destijds geldende strafmaximum van twintig jaar. Het is moeilijk voor te stellen dat het verschil van elf jaar uitsluitend op rekening komt van een ruimhartige verdiscontering van verzachtende omstandigheden (blanco strafblad, moeilijke jeugd gehad, huiselijk geweld et cetera).
Diep geworteld
Cumulatie van strafmaxima is in ons strafrecht dus uitgesloten, en dat is naar ik aanneem allemaal keurig in het Wetboek van Strafvordering of anderszins vastgelegd. De absurde en in mijn ogen onwenselijke implicaties neemt men blijkbaar voor lief. Het zal dan ook niet meevallen om hierin verandering te brengen. Het principe van non-cumulatie is diep geworteld. Zo geldt voor iemand die terecht staat voor één inbraak precies hetzelfde strafmaximum als voor een verdachte van honderd inbraken. En terugkomend op Mohammed B.: ook in diens strafrechtelijke geschiedenis deed zich een curieus geval van non-comultatie voor. Nadat betrokkene voor de Moord op Theo van Gogh tot levenslang was veroordeeld moest hij nog in een andere zaak, namelijk het proces tegen de zogenaamde 'Hofstadgroep', als verdachte voorkomen. Het OM achtte hem in die zaak weliswaar schuldig aan het lidmaatschap van een criminele organisatie met terroristisch oogmerk, waarvoor hij vele jaren gevangenisstraf had kunnen krijgen, maar eiste geen straf omdat beklaagde voor de moord op Theo van Gogh al levenslang had gekregen. Dat lijkt misschien plausibel, maar is in het licht van een zaak die speelde in de jaren vijftig allerminst vanzelfsprekend.
Andere tijden
Dit brengt ons op een van de meest geruchtmakende affaires uit de de naoorlogse periode: de beide strafzaken tegen Dr. O.. Deze affaire is zo bizar dat zelfs een schrijver van misdaadromans hem niet had kunnen bedenken. De Berkelse arts Dr. O. vergiftigde in 1951 zijn vrouw en werd hiervoor tot levenslang veroordeeld. (En dat voor een enkelvoudige moord! De straffen waren destijds niet kinderachtig.) In de gevangenis sloot O. vervolgens een duivels pact met een medegevangene dat, als alles volgens plan zou verlopen, hem van de moord op zijn vrouw zou vrijpleiten. In plaats hiervan werd O. schuldig bevonden aan de gifmoord op die medegevangene en voor de tweede keer tot levenslang veroordeeld. Kennelijk hadden de magistraten toen een andere mindset dan ten tijde van het hierboven besproken proces tegen de Hofstadgroep. Overigens werd die tweede straf van levenslang destijds niet als louter 'voor de vorm' gezien. De gedachte was dat die tweede veroordeling tot levenslang het vrijwel onmogelijk zou maken dat O. ooit nog door gratieverlening op vrije voeten zou kunnen komen. Maar het liep allemaal anders. In de jaren zeventig, toen het abolitionisme in strafrechtkringen hoogtij vierde, kon O. toch als vrij man de gevangenis verlaten.
Conclusies
Tot zover andere tijden, terug naar de onze. Gelet op het voorgaande kunnen we een aantal conclusies trekken. In het huidige strafrecht kunnen strafmaxima niet worden opgeteld. Dit bergt het risico van rechtsongelijkheid in zich, vormt een prikkel tot straffen ver beneden het maximum en is niet bevordelijk voor de transparantie van de straftoemeting.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten