De affaire Stapel en de zichzelf feliciterende wetenschap

Geen categorienov 02 2011, 17:45
‘Verbijsterend’ of niet, zo bizar was Stapels handelwijze niet.
Gisteren kwam er een rapport uit over de affiare Stapel. De commissie Levelt was ‘verbijsterd’ over de grootschaligheid van de fraude en het überhaupt voorkomen ervan. Tegelijkertijd wijzen allerhande topwetenschappers, waaronder KNAW-eindbaas Robbert Dijkgraaf, op het ‘zelfreinigende vermogen’ van de wetenschap dat de fraude aan het licht heeft gebracht. Hypocriet en onzinnig.
In de eerste plaats denk ik dat de fraude van Stapel niet het failliet van ‘de wetenschap’ en al helemaal niet het failliet van ‘de menswetenschappen’ betekent. Waarom niet? Welnu, over ‘de wetenschap’ is überhaupt niet zinnig te spreken, zeker niet door leken, en van de menswetenschappen hebben ook maar weinig mensen verstand.
Toch schreeuwt iedereen er van alles over. Pretstudies, domme mensen, geen wiskunde et cetera. Ik word altijd een beetje zenuwachtig van deze uitspraken; niet omdat ze treffend zijn, maar omdat ze iedere reflectie ontberen. Kort gezegd; het zijn simpelweg nogal domme mensen die dergelijke platitudes uiten en serieus nemen.
Desalniettemin luisteren de academici wel degelijk naar deze schreeuwers. Niet in de laatste plaats in de academie zelf. Als reactie op de kritiek van buiten is een groot deel van de menswetenschappen, in het bijzonder sociologie en politicologie kwantitatief gaan werken. Mens, maatschappij en politiek werden gereduceerd tot eindeloze reeksen cijfers.
Afgezien van de vraag of in het domein van de menswetenschappen net zo makkelijk gekwantificeerd kan worden als in de natuurwetenschapppen, brengen zeeën van cijfers een enorm risico met zich mee. Niemand controleert ze namelijk. Niet omdat het wetenschappelijke ethos ontbreekt, of omdat men niet geïnteresseerd is in het werk van collega’s, maar omdat je er als academicus gewoonweg geen tijd voor hebt. Je krijgt alleen tijd en geld voor je eigen onderzoek en het controleren van andermans bevindingen schiet er dikwijls bij in. Naar diens ruwe data wordt al helemaal nauwelijks gevraagd. Dit bleek heel duidelijk in de affaire Stapel. Met het zelfreinigend vermogen van de wetenschap valt het dus wel mee.
Niemand weet precies wat ‘wetenschap’ is, maar als we een vragenlijst (ha-ha) zouden laten invullen naar criteria voor wetenschappelijkheid, garandeer ik u dat ‘herhaalbaarheid en openheid van het experiment’ hoog scoren. Toch gebeurt het zelden. Met andersmans werk controleren, als je er al tijd voor hebt, win je de Nobelprijs namelijk niet. (Een uitzondering maken we momenteel ook mee: de resultaten die impliceren dat neutrino’s sneller dan het licht bewegen worden uitvoerig getest. Reden: de aanspraak is immens, want Einstein staat op het spel, tegelijkertijd zit hier wel degelijk een Nobelprijs in.)
Dit alles neemt niet weg dat de menswetenschappen zich fundamenteel moeten herbezinnen. Moeten ze verder willen op de kwantitatieve voet? Kunnen we spreken over ‘wetenschap’ als we een verband vinden tussen vlees eten en hufterig gedrag? En moeten de menswetenschappen hun minderwaardigheidscomplex niet eens afwerpen? Mochten ze daarvoor kiezen, dan zou hun eerste daad het loslaten van de kwantitatieve methode moeten zijn. Cijfers en wiskunde legitimeren wetenschappelijkheid niet, hoe je aan die cijfers komt en hoe je ze interpreteert, wel. Totdat deze vragen beantwoord zijn, doen vertegenwoordigers van de wetenschap er goed aan zich in te houden over zelfreiniging en dergelijke. Felicitaties zijn pas op zijn plaats, als de menswetenschappen zich deze bovenstaande durven stellen.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten