Het internationale recht is failliet

Het internationale recht is failliet

In 2004 klaagde Anne Bayefsky in de Wall Street Journal over de discriminatie waaraan Israël in de VN werd onderworpen.

Zes van de tien speciale zittingen van de VN werden gewijd aan Israël; in 40 jaar tijd was meer dan een kwart van resoluties waarin het mensenrechtenbeleid van een land werden veroordeeld gericht tegen Israël. Er was daarentegen nooit een veroordeling geweest van het mensenrechtenbeleid in China, Zimbabwe, of van het feit dat vrouwelijke immigranten in Saoedi-Arabië in feite als slavinnen werden gehouden. Voor wie, in navolging van Bayefsky, even in gedachten op zoek gaat naar andere ongerijmdheden, in het zogenaamde internationale recht dat via de VN en zijn organen wordt uitgedragen, hoeft niet lang na te denken. De ongeveer 4 miljoen Palestijnen die wonen op de Westoever en in de Gazastrook zijn gewoon Arabieren die ook in Irak of Syrië hadden kunnen wonen. Er is minstens 500 jaar geen Palestijnse staat geweest tot de Oslo-akkoorden van 1993. Toch hadden de Palestijnen voordien al van de VN de status van een volk gekregen met recht op een staat. De Koerden, een etnisch onderscheiden groep van meer dan 30 miljoen mensen die een eigen taal spreken, in tegenstelling tot de Palestijnen, hebben dit geluk nooit mogen smaken. De VN heeft het ‘zelfbeschikkingsrecht’ van het Koerdische volk nooit erkend.

Desondanks beroepen velen zich op het internationaal recht als zij ‘adviezen geven’ over de oplossing van het Midden-Oostenconflict. Mensen als Van Agt, bijvoorbeeld,  beweren dat Israël zich eindelijk eens moet houden aan het internationale recht en de onderdrukking van het Palestijnse volk moet staken, een volk dat “zijn recht op zelfbeschikking wordt onthouden”. Van Agt vermeldt doorgaans niet dat het recht van de Palestijnen is voortgevloeid uit decennia lang politiek opportunisme in de Arabische wereld waarbij Israël als bliksemafleider diende voor het falen van Arabische leiders. Bij de Koerden zou de aandacht zich richten op de Arabische landen zelf. Vandaar.

Overigens lijkt die negatieve fixatie op Israël in de VN-organen de laatste jaren enigszins geluwd, terwijl, ironisch genoeg, het beleid van Israël ten opzichte van de Palestijnen zich eerder verhard heeft. Het kan niet anders of Israël is als zondebok buiten beeld geraakt doordat de religieuze breuklijnen in de Arabische wereld (soennieten versus sjiieten) na ‘Irak’ zo zichtbaar zijn geworden. Het bestaan van een gemeenschappelijke vijand (Israël) lijkt nu minder belangrijk dan de vijand binnen de eigen landsgrenzen. Dat is natuurlijk ook de kern van het Syrische conflict, waarbij moeilijke en gruwelijke breuklijnen lopen tussen alawieten, soennieten, sjiieten en christenen.

Inmiddels moeten wij al twee jaar toezien hoe in Syrië mensenrechten met voeten worden getreden (door meerdere partijen) en hoe, tegen alle internationale verdragen in, chemische wapens worden gebruikt (waarschijnlijk door de Syrische regering). De VN werd tot dit weekend gegijzeld door het veto van Rusland en China. En toen de VS overwoog  op eigen gelegenheid in te grijpen, verwees Poetin cynisch naar het internationaal recht dat immers het monopolie van geweld in internationale conflictsituatie aan de VN heeft toegewezen. De lijdende Syrische bevolking is, behalve het slachtoffer van de burgeroorlog, ook het slachtoffer van het machtspolitieke denken van de grootmachten Rusland en China.

De burgeroorlog in Syrië lijkt voor de sceptische toeschouwer de doodsteek voor het internationale recht. Je moet wel een heel optimistisch karakter hebben om nog vertrouwen te hebben in de ontwikkeling van het internationale recht. Jaap de Hoop Scheffer gelooft er nog steeds in. Als we het internationale recht niet langer als leidraad nemen, komen we in “de anarchie van de realisten” terecht, zei hij onlangs. De “realisten” beheersen echter al decennia het internationale recht via hun opportunistische machtspolitiek in de VN, zie de disproportionele oordelen waar Israël telkenmale aan werd onderworpen en zie de recente weigering van Rusland om interventies in Syrië toe te staan. De ‘deal’ die de Amerikaanse en Russische ministers van buitenlandse zaken hebben gesloten over de verwijdering van chemische wapens uit het arsenaal van dictator Bashar Assad, maken je eerder cynischer dan optimistischer. Het beschermen van fundamentele mensenrechten en het naleven van internationale verdragen zijn handelswaar geworden, onderwerp van afruil: Rusland zegt toe Assad netjes te vragen zijn chemische spullen op te ruimen, dan moet de VS maar even niet bombarderen. Is dit de overwinning van het internationaal recht, zoals het hier en daar is betiteld? Het is eerder het faillissement ervan.

Plaats reactie

666

0 reacties

Laad meer reacties

Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.

Bekijk alle reacties

Meest gelezen

Lees meer