Keuzes over de toekomst van de Eurozone dringen zich op

Geen categorie11 aug 2011, 10:14

Een fundamenteel debat over de Europese muntunie komt steeds dichterbij.

Deze week waarschuwde Nederlands Minister van Financiën Jan Kees de Jager voor de mogelijke risico's voor de kredietwaardigheid van landen als Nederland indien het Europese tijdelijke hulpfonds EFSF zou worden vergroot. Ook de Duitse, Finse en Slovaakse regeringen verzetten zich hiertegen. Toch is het nodig, indien men Spanje en Italië wil beschutten voor een faillissement.

Met Open Europe schatten we dat het EFSF zou moeten worden vergroot van 440 miljard euro tot ongeveer 1200 miljard euro, indien Spanje en Italië hulp nodig zouden hebben. Dat cijfer is in lijn met wat werd gesuggereerd binnen de ECB en door voormalig Nederlands DNB-president Nout Wellink.

Dit betekent dat Nederland garant moet staan voor leningen ter hoogte van meer dan een kwart van zijn binnenlands product. Hetzelfde geldt voor Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Finland en Luxemburg. Het EFSF bekomt immers voornamelijk zijn fondsen van (voor 40 procent Aziatische) investeerders omdat deze zes staten met triple A status er garant voor staan.

Indien Frankrijk zijn triple A status zou verliezen, wat volgens velen een mogelijkheid is, lopen de kosten nog hoger op voor Nederland en de andere triple A landen.

Als het vergroten van het tijdelijk hulpfonds op politiek verzet stuit, is er nog altijd de mogelijkheid om de Europese Centrale Bank de hulp te laten organiseren. De financiële positie van de Europese Centrale Bank is echter reeds zeer benard door de gigantische blootstelling die ze nu al heeft door het opkopen van overheidsobligaties en aanvaarden van minderwaardig onderpand.

Deze week stegen trouwens de prijzen van de Duitse en Franse Credit Default Swaps (CDS), die aangeven hoe duur een verzekering tegen een Duits of Frans faillissement is. Dit betekent dat investeerders twijfelen of de triple A landen wel in staat zijn om alle bailouts te realiseren die nodig zijn om de muntunie samen te houden. Zelfs als er dus politieke wil zou zijn om het geld op tafel te leggen voor alle bailouts, zou dit toch niet mogelijk zijn. Dan rest enkel nog het printen van geld via de ECB en zware inflatiecreatie.

Ondertussen lijkt het er op dat men inderdaad kiest voor precies deze weg, met alle gevolgen van dien voor de waarde van het geld van de burger. Deze week kocht de ECB dan ook overheidsobligaties van Italië en Spanje op, twee landen die in de problemen gekomen waren.

Een interestvoet van 7 procent op overheidsobligaties van 10 jaar zou algemeen verwacht leiden tot een faillissement van Italië en Spanje. Beide landen betaalden in de weken voor de Europese top op 21 juli maar liefst respectievelijk 6,3 en 6 procent, wat aantoont hoe dicht we al bij de cruciale faze in deze crisis staan. Nadat bleek dat zelfs de maatregelen daar genomen niet voldoende waren, besliste de ECB om in te grijpen en kocht ze Spaanse en Italiaanse overheidsobligaties. Deze “bazoeka” van de ECB slaagde er uiteindelijk in om de financieringskosten voor beide landen opnieuw te laten zakken.

Niettemin slaagde de ECB er daarmee niet in om een beurscrash te verhinderen. Het duidt er op dat om een crisis af te wenden, steeds meer kunstmatige doping nodig is, met steeds minder effect.

Ondertussen wordt met argusogen gevolgd hoe Italië en Spanje verder evolueren. Spaans Minister van Financiën Elena Salgado stelt dat haar land met zekerheid “zeer ver verwijderd is van de nood voor hulp”. Dergelijke verklaringen waren schering en inslag in Griekenland, Ierland en Portugal, net voordat ze effectief om hulp vroegen.

De kern van het probleem van Spanje en Italië is dat ze concurrentiekracht hebben verloren ten opzichte van Duitsland, en nu met een overgewaardeerde munt zitten en er niet meer in slagen om voldoende economische groei te crëeren om zo ook al hun overheidsuitgaven te blijven financieren. Vroeger losten ze dit op door devaluatie, wat nu niet meer mogelijk is.

Het politiek verzet tegen een “interne devaluatie”, wat onder meer fundamentele hervormingen van arbeidsmarktreglementering inhoudt, is groot. Het is een illusie om te denken dat dit plotsklaps zal veranderen, terwijl de tijd wel tikt om de nodige groei te creëeren en zo vertrouwen te wekken bij investeerders om nog geld te lenen aan goede voorwaarden.

Het wordt meer en meer duidelijk dat het bijeenhouden van de muntunie een bijzonder dure operatie dreigt te worden, waarbij vele voorstanders daarvan niet langer zeker zijn of het niet goedkoper is om de hele boel dan maar te splitsen.

Het idee dat enkele beperkte leningen de situatie wel in de hand kunnen houden, raakt in diskrediet. Als gevolg daarvan, lijken er nog twee alternatieven over te blijven: ofwel een opbreken van de muntunie, ofwel het creëren van een transferunie.

Die laatste optie zou wel eens de laatste reddingsboei van de gelovigen van de euro-kerk kunnen zijn, compleet met “eurobonds” en een gecentraliseerd loon- en pensioensbeleid.

Zelfs zo’n transferunie zal echter slechts uitstel van executie zijn. Vooreerst is er geen enkele democratische basis voor. Kiezers in de Kern-Eurozone zullen het niet nemen dat een groot deel van hun welvaart wordt uitgegeven door regeringen waar ze geen democratische controle over hebben. Kiezers in de periferie zullen rebelleren tegen de voorwaarden die politici in Kern-Eurozone opleggen. België kan als voorbeeld dienen van hoe een transferunie zonder voldoende politiek-culturele eenheid tot politieke verlamming leidt.

Ook economisch zal zo’n transferunie niet werken. De voorbeelden van jarenlange mislukkingen zijn legio: de geldstromen naar Oost-Duitsland, Zuid-Italië, Zuid-België. Noem maar op. Ook het palmares van de Europese structuurfondsen om convergentie te realiseren is nagenoeg onbestaande. De open grenzen en mogelijkheden voor handel die de EU biedt hebben veel goeds gebracht, maar de Europese geldstromen zijn vooral een bron van politieke ergernis, verspilling en corruptieproblematiek gebleken. Het is dan ook nogal bizar om die geldstromen nog te willen vergroten.

Het is ook niet denkbaar dat als in een land als Spanje de jeugdwerkloosheid op het niveau van 40 procent blijft, de bevolking genoegen zou nemen met uitkeringen betaald door de triple A landen en niet om jobs zou schreeuwen. Die jobs komen er echter niet zolang Spanje met een overgewaardeerde munt zit.

Het voorstel om een deel van de financiering van lidstaten op gezamenlijke basis te laten gebeuren, via “eurobonds”, is eveneens onwenselijk. Het zou ertoe leiden dat investeerders des te hogere premies vragen voor het deel van de schuld dat nog nationaal wordt gefinancieerd. Op een debat georganiseerd door Open Europe vorige maand, zei de economie-woordvoerder van de Spaanse Partido Popular, die veel kans maakt om de volgende Spaanse regering te leiden, nog dat eurobonds voor Spanje “zelfmoord” zouden zijn, net omwille van die reden.

Toch is het mogelijk dat dit voorstel er door komt, bij gebrek aan moed om aan alternatieven te denken. Wanneer Spanje en de andere crisislanden toch niet uit de problemen geraken, zal men dan zeggen dat men niet ver genoeg is gegaan en een volledige financiering door eurobonds voorstellen, waarbij Duitsland dan financiering van de EU krijgt tegen een meer voordelig tarief dan andere landen, bepaald door één of andere politiek gecontroleerde instelling die er wel voor zal zorgen dat de interestvoeten voordeliger uitvallen voor landen als Griekenland. Uiteindelijk komt dit alles echter gewoon neer op een transfer van fondsen naar landen met financiële problemen.

Belangrijk is dat ook in een transferunie het probleem van het uniforme monetaire beleid voor een set zeer verschillende economiëen zou blijven bestaan. Zelfs met veel moedige maatregelen, riskeren crisislidstaten onmiddellijk hun groei bedreigd te zien wanneer de ECB zou beslissen om de interestvoeten op te trekken, om bijvoorbeeld inflatie in Duitsland en Nederland te bestrijden. Aan de andere kant, kan een expansief geldbeleid bedoeld om traaggroeiende lidstaten te steunen, dan nog steeds gigantische investeringsluchtbellen creëren, zoals in Ierland en Spanje gebeurde, met als gevolg zeer hoge private schulden en een zwaar beschadigd banksysteem. Met andere woorden, in een transferunie zou er geen financiële stabiliteit zijn.

Op lange termijn resten dus bitter weinig alternatieven voor een opbreken van de muntunie, in welke variant dan ook. 64 procent van de Nederlanders gelooft dat dit effectief ook zal gebeuren, volgens een recente peiling van Maurice de Hond.

Indien Europa een culturele en economische eenheid zou worden, is het natuurlijk weer een ander verhaal (hoewel men er zelfs dan sterke vraagtekens bij moet plaatsen), maar de gok van Helmut Kohl en François Mitterand om een muntunie zonder onderliggende politieke eenheid op te zetten lijkt nu wel mislukt. De gok die de Europese leiders nu zouden kunnen doen om van bovenaf een politieke eenheid op te leggen, heeft wellicht nog minder kans op slagen, om bovengenoemde redenen.

Het zou dan ook beter zijn dat beleidsmakers dit gewoon aanvaarden, en alle energie en fondsen te steken in een zo ordelijk mogelijke opbreking van de muntunie.

Vele mogelijkheden bestaan hiervoor, maar wellicht de meest realistische is dat een Noordelijk blok van landen de muntunie verlaat en een nieuwe muntunie opstart, met een sterkere munt (zoals bijvoorbeeld beschreven hier door Ambrose Evans-Pritchard). Logistiek zou dit niet zo fundamenteel verschillen van het invoeren van de euro, en is het denkbaar. Het zou bovendien een feitelijke devaluatie betekenen voor de periferie, wat een broodnodige voorwaarde is om daar opnieuw groei te creëeren.

Bepaalde staten met gigantische schuldenlasten zouden in dat proces ook gedeeltelijke schuldkwijtschelding moeten genieten, en de huidge hulpfondsen zouden kunnen worden gebruikt om de broodnodige sanering van het Europese bankenlandschap door te voeren en een aantal banken op te doeken, waarbij het geld van de bailouts wordt gebruikt om klanten en schuldeisers te vergoeden. Of zelfs zo’n Noordelijke muntunie en rest-eurozone duurzaam zouden zijn, is maar zeer de vraag, en het monetair vraagstuk gaat veel dieper, maar alleszins zou een stap in goede richting zijn gezet.

De bekommernis van onder meer voormalig Nederlands Minister van Financiën Gerrit Zalm dat het niet goed is om zomaar schulden kwijt te schelden is op zich zeer terecht, maar hier niet van toepassing omdat veel van die schulden gemaakt zijn in een context van kunstmatige kredietcreatie, niet enkel door de dynamiek van de eurozone maar ook door de algemene tendens om interestvoeten veel te laag te houden.

Het woord “Alternativlos” werd in 2010 verkozen in Duitsland tot “Unwort des Jahres”. Het werd meermaals gebruikt door Kanselier Angela Merkel om alle Europese bailouts te verdedigen. Op een bepaald moment zal het wellicht van toepassing zijn op net die oplossing die nooit voorheen als alternatief werd gezien door haar

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten