Sociaaldemocraat zonder partij

Geen categoriemei 29 2013, 20:30
Natuurlijk was het nieuws dat Jan Pronk (73) zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid heeft opgezegd goed voor veel leedvermaak in de blogosfeer. Ook op de Dagelijkse Standaard. Bij rechts heeft de man geen vrienden. Maar ook Toon Geenen (24), de voorzitter van de Jonge Socialisten, twitterde: 'zo blij dat Pronk eindelijk weg is.' De term mastodont viel weer, alsof er een nieuwe generatie met frisse ideeën klaarstaat die het beter weet. Daarbij worden oud-politici nog meer verguisd dan politici van nu. Het minste dat je hiervan kunt zeggen is dat Pronk niet meer aansluit bij de kortademige twitterpolitiek, die alles wat buiten het eigen blikveld valt (en dat is veel) met een sneer denkt te kunnen wegmaaien. Het is ziekmakend.
Intussen is het afscheid van Pronk van de PvdA wel degelijk een drama, in de eerste plaats voor zijn eigen partij, maar ook voor de Nederlandse politiek in bredere zin. Vergelijk het met Hans Wiegel of Frits Bolkestein die zijn lidmaatschap van de VVD opzegt. Pronk was een boegbeeld van de PvdA en een wijze van politiek bedrijven die Nederland sinds de jaren zeventig heeft gekleurd. Wie zo'n man afdoet als een oude zeur praat anderen na en heeft geen nationaal geheugen. De sociaaldemocratie behoort tot de drie hoofstromingen van ons naoorlogse politieke landschap, en was ideologisch gezien de belangrijkste en meest zelfbewuste. Het is vaker gebeurd dat een icoon van de sociaaldemocratie zijn lidmaatschap opzegde: de oude Drees deed dat in 1971, uit ergernis over Nieuw Links. In die zin is het ironisch dat Nieuw Linksers van toen, zoals Marcel van Dam, niet te spreken zijn over de PvdA van nu. Maar Pronk zag zichzelf niet als Nieuw Linkser, maar als echte sociaaldemocraat, en doet dat in zijn afscheidsbrief nog steeds. Alle erfgenamen van Joop den Uyl dweepten met Joop den Uyl. Maar Pronk stond het dichtst bij hem, vanwege zijn calvinisme (de PvdA van Den Uyl werd 'de laatste calvinistische partij van Nederland' genoemd, alsof er geen confessionele partijen meer waren), en vanwege een ander boegbeeld van de sociaaldemocratie: Jan Tinbergen, de leermeester die Pronk altijd trouw is gebleven.
Over ontwikkelingshulp doen liberalen nogal smalend. Aflaat van een schuldig geweten, linkse hobby, subsidieindustrie, belastinggeld van arme Nederlanders voor rijke despoten in de Derde Wereld. Er bestaat een keur aan diskwalificaties om het heilige huisje van de ontwikkelingssamenwerking te ridiculeren. In liberale ogen helpt hulp niet, alleen van handel wordt de wereld beter. De heer Pronk was de minister van Afrika en personificatie van allerlei 'multikul'. Daarmee was hij een favoriet mikpunt voor Frits Bolkestein. Ondertussen kun je ook stellen dat ontwikkelingssamenwerking een onlosmakelijk onderdeel was van het zelfbeeld van Nederland als progressieve natie in de wereld. Een onderdeel dus van onze nationale identiteit. Pronk was geen econoom maar een zendeling, en stond met zijn ethische vingertje voor de plansocialistische denkbeelden van Tinbergen en de Nieuwe Internationale Economische Orde (NIEO) die in de jaren zeventig op conferenties van de UNCTAD werden uitgedragen.
De VVD geloofde daar niet in, maar gaf er wel aan toe. Het was een zoenoffer om met de christendemocraten, die erg met de ontwikkelingswereld waren begaan, in gesprek te blijven. En ook de VVD stemde ondanks kritiek in met de 'modeldekolonisatie' van Suriname, door Joop den Uyl het beste genoemd wat zijn kabinet had voortgebracht. Pronk speelde daarbij als jong minister een sleutelrol, maar toen Desi Bouterse - die in Nederland aanvankelijk van velen het voordeel van de twijfel kreeg - in 1980 de macht greep was hij de eerste om op de gevaren te wijzen. Pronk was ook een politiek dier met gevoel voor machtsverhoudingen. Naïef was hij soms, maar nooit lang en hij wist hoe de wereld van de internationale organisaties in elkaar zat. In die zin was hij een realpoliticus die zich steeds ontwikkelde. De Pronk van nu is een ander dan die van veertig jaar geleden, maar wist altijd zijn (vaak irritante) bevlogenheid te behouden. Ook ik heb reserves over dat 'bevlogene' in de politiek, maar moet wel toegeven dat juist dát hem interessant maakte. Als in de politiek, en zeker in de sociaaldemocratie, nooit meer over solidariteit wordt gepraat en alleen nog over cijfers, komt de verzorgingsstaat in het luchtledige te hangen en verliest zij aan legitimiteit. Daarom is het opstappen van Pronk voor de PvdA nu een groter verlies dan het opstappen van de oude Drees, want anders dan in de jaren zeventig, toen links het ideologische voortouw had, geldt 'solidariteit' in het huidige onbarmhartige twittertijdperk als vijgeblad voor losers en zielige mensen. Met het opstappen van Pronk is er bij de PvdA alleen nog ideologische leegte, en daar wordt de hele Nederlandse politiek armer van.
Hier wreekt zich dat Pronk en met hem de PvdA er nooit in geslaagd zijn om uit te leggen waarom ontwikkelingshulp een nationaal belang zou zijn. Solidariteit met de zwakken in de wereld werd gebracht als een vanzelfsprekende morele plicht waar progressieve mensen de portemonnee voor moeten trekken. Veel confessionelen dachten er net zo over, waardoor ontwikkelingssamenwerking een monopolie voor Gutmenschen werd in een boze wereld, een safe haven voor de linkse kerk. Die afgeschermdheid heeft tot een blindheid geleid waardoor Nederland nu met Wilders zit, en een VVD die op alles schiet wat zich bevlogen, verheven of beschaafd voelt. Maar veel treuriger is dat het ontwikkelingswereldje zelf niet meer in staat is om uit te leggen waarvoor ze staat. De heilige 0,7 procent die Pronk nu als kernzaak presenteert, is een boekhoudkundig cijfer geworden, een symbool van een vervlogen tijd dat erom vraagt om afgeschoten te worden. Dat maakt de hele sector kwetsbaar. Kijk naar het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Dat klaagt steen en been over de huidige bezuinigingen en het zou inderdaad een schande zijn als dit nationale erfgoed gekannibaliseerd zou worden. Dat hoeft helemaal niet, dankzij een uitgekiende mediacampagne wist het Rijksmuseum weg te komen met een verbouwing die de begroting twee keer heeft overschreden, allemaal voor de goede nationale zaak. Maar als onderdeel van het nationale verleden, dat ook een koloniaal verleden was, wenst het KIT zich niet aan te prijzen. Het zet zichzelf in de markt vanwege zijn eigentijdse expertise over het opkomende Azië, en schrikt terug voor elke verwijzing naar 'Ons Indië' waar het zijn bestaansrecht (en expertise) aan te danken heeft.
Dat obligate internationalisme speelt de PvdA ook parten bij het verdedigen van de verzorgingsstaat, die ook op nationaal niveau niet langer vanzelfsprekend is. Als eenmaal het idee ontstaat dat ontwikkelingsgeld weggegooid geld is, vreet dat ook aan de legitimiteit van nationale verzorgingsarrangementen, die eveneens zijn gebaseerd op 'solidariteit met de zwakken'. Je kunt het ook zo zien: als Nederland zich in ontwikkelingszaken alleen nog door economische overwegingen laat leiden, kan het de eigen verzorgingsstaat ook wel opdoeken, want die houdt dan ook geen stand. Maar politiek en democratisch gezien blijft herverdeling noodzakelijk, in een wereld waarin het steeds meer the winner takes all is en ook een groot deel van de middenklasse (en niet alleen de arbeidersklasse) voor zijn verworven rechten moet vrezen. Dat vraagt niet om minder Pronk, maar om méér Pronk, die dan wel politiek levensvatbaar moet zijn.
Natuurlijk kun je zeggen dat de ontluistering van Pronk al veel eerder is begonnen. Dat zijn opvolger Eveline Herfkens een 'ontpronking' van het ontwikkelingsbeleid voorstond, was een teken aan de wand. Ronduit bizar was dat hij het in 2007 moest afleggen tegen Lilianne Ploumen in de strijd om het partijvoorzitterschap, toen hij zijn nek nog eenmaal uitstak. Het was een aanfluiting voor de PvdA dat de onervaren Ploumen, die zelf uit het ontwikkelingswereldje (Cordaid) stamde en zonder het pronkisme nooit wat had voorgesteld, het als partijvoorzitter beter dacht te kunnen dan de man die als het geweten van de partij en van links Nederland werd gevierd. Een partij die de oude rot Pronk toen al bij het grof vuil zette en voor de ongeteste Ploumen koos, en ondertussen nog steeds blijft doen alsof Pronk tot de iconen behoort, weet zelf niet waarmee ze bezig is. Dat gebeurde onder Wouter Bos, die ook alweer weg is en het in 2007 helemaal niet erg vond dat Pronk werd afgestemd. Wel had Bos nog tijd om als geestelijk vader op te treden voor het huidige kabinet, waaraan een politieke uitruil tussen VVD en PvdA ten grondslag lag die door Pronk wordt verafschuwd. We zien vol spanning uit naar de column in de Volkskrant over wat Bos over de gewaardeerde oud-partijgenoot Pronk - nu sociaaldemocraat zonder partij - te zeggen heeft.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten