Waarom zouden we nog stemmen?

Geen categoriejan 06 2014, 8:59
De democratische rechtsorde kraakt in Europa. In Finland staan de echte Finnen op en in Griekenland belooft de Gouden Dageraad gouden bergen. Roemenië en Hongarije hebben last van constitutionele krampen en Italië heeft (had?) Berlusconi.
Onderhuids is er een sluipend maar minstens zo belangrijk proces aan de gang. De burger lijkt langzaam maar zeker bezig de deur van het politieke bestel achter zich te willen sluiten. Partijen lijden een zieltogend bestaan en de laatste partijgangers proberen in steeds maar kleiner wordende zaaltjes de gedachte aan democratie levend te houden. Politieke partijen zijn ook steeds dichter naar de staat toegekropen, geen enkele politieke partij in Nederland zou het zonder de staatsruif nog volhouden. Het vertrouwen van burgers in politieke partijen neemt af en burger en politicus wantrouwen elkaar.
Niet onvermeld mag worden het effect van conventionele en social media voor het politieke bedrijf. Verkiezingsdebatten zijn geperst in een format waar een politicus hoogstens nog ja of nee op mag zeggen(“bent u voor of tegen steun aan Griekenland mijnheer Rutte”) en moeten vooral ‘events’ zijn met voor de kiezer theatrale effecten. De social media hebben burgers de mogelijkheid gegeven politici direkt te beblaffen en politici koesteren de illusie met Twitter een band te hebben geschapen met hun burgers.
In zijn boek Tegen verkiezingen doet David van Reybrouck (auteur van Congo) de verrassende suggestie te stoppen met verkiezingen en in plaats daarvan te kiezen voor loting om burgers weer bij de publieke zaak te betrekken. Westerse democratieën leiden volgens van Reybrouck op grote schaal aan het ‘Democratisch Vermoeidheidssyndroom’ (DV). De gangbare methoden om tot vertegenwoordiging en vertegenwoordigers te komen inspireren niet meer en zijn eigenlijk dermate aan slijtage onderhevig dat er een legitimiteitscrisis dreigt. En er is ook een efficiencycrisis, politici en partijen verlammen elkaar zodanig dat het zomaar meer dan een jaar kan duren voor er een kabinet is (België na de verkiezingen van 2012).
Het loont de moeite kort de historische achtergrond van de opvatting van Van Reybrouck te schetsen. Dat ga ik dus ook eerst doen. Vervolgens bespreken we het alternatief dat hij aanreikt.
Het boek is geen proefschrift maar draagt het karakter van een noodkreet over de kwaliteit van de democratie. Van het boek mag daarom geen uitgewerkte visie worden verwacht, het verdient beoordeeld te worden op zijn hoofdlijn. Die hoofdlijn valt in vier delen uiteen: symptomen, diagnose, pathogenese en remedie.
Symptomen en diagnose
De symptomen van het DV zijn hierboven al kort genoemd. Er is een gebrek aan draagkracht en aan daadkracht bij de westerse democratieën. Sinds de opmars van het neo-liberale denken waarin alle nadruk op de zegeningen van de markt kwam te liggen is de slagkracht van de nationale overheid drastisch ingekrompen. Er is een onoverzichtelijk speelveld ontstaan waarbij bevoegdheden en beslissingen zijn weggesijpeld naar instanties die daarover geen politieke en publieke verantwoording hoeven af te leggen. De bankencrisis heeft ons nadrukkelijk geconfronteerd met de onmacht van nationale parlementen, de Europese Unie kan dit slechts ten dele compenseren maar mist op haar beurt weer draagvlak bij de bevolking. Steeds minder mensen gaan nog stemmen en de schommelingen in de uitslagen worden steeds heftiger. Besturen gaat volgens van Reybrouck ook steeds trager. De fiere tijd van Deltawerken, Afsluitdijk en Kanaaltunnel lijkt voorbij, grote infrastructurele werken komen moeizaam en tegen altijd expanderende kosten van de grond.
Volgens populisten is dit de schuld van politici. Politici zijn zakkenvullers, baantjesjagers en profiteurs. Er moet een ander soort mensen in het parlement. Bovendien zien veel jongere politici het Kamerlidmaatschap als opmaat naar nog iets veel mooiers en groters. Conformisme en kleurloosheid is het gevolg, gepaard aan een soms schrijnend gebrek aan deskundigheid en ervaring bij parlementariërs. Anderen wijten het aan het systeem ‘an sich’. Democratie als systeem is achterhaald, besturen is een technocratische aangelegenheid geworden. Laat de beste besturen.
Nog weer anderen wijten het aan de representatieve democratie. ‘Our representatives aren’t representing us’ verkondigde de Occupy beweging.
Van Reybrouck rekent zich tot de vierde stroming: het ligt aan de ‘electoraal representatieve democratie’. We hebben ons ten onrecht gefocust op verkiezingen als DE thermometer van de democratie. We zijn verkiezingen gaan beschouwen als het ijkpunt voor democratisch handelen, terwijl dat historisch gezien merkwaardig is en politiek-filosofisch onjuist.
Pathogenese en remedie
Zoekend naar de oorzaak van onze ‘verkiezingitis’ gaat Van Reybrouck eerst terug naar het Athene van de klassieke Oudheid. Publieke ambten (behalve militaire en financiële) werden daar vervuld door loting. Zodoende hoopte men de persoonlijke invloed te neutraliseren. Daarnaast waren functies maar kort vervulbaar waarna je opvolger alweer stond te wachten. Geen gehechtheid dus aan het marmer. Het stelsel van loting vind je in de Renaissance ook terug in Italiaanse (Florence, Venetië, Bologna en Pisa) en enkele Spaanse steden (Leon, Burgos). Vervolgens verdwijnt deze methode weer en dan voorgoed. Bij zowel de Amerikaanse als de Franse revolutie komen opeens verkiezingen naar voren als middel om volksvertegenwoordigers aan te wijzen. Naast praktische redenen schuilt daar nog iets achter. Volgens van Reybrouck waren verkiezingen niet bedoeld als middel voor volksinvloed maar vooral geschikt om ‘het volk’ zoveel mogelijk buiten de wetgevende vergadering te houden. Er ontstaat opnieuw een aristocratie, niet van de adel maar van de gegoede burgerij. Vandaar de invoering van een hoge belastingdrempel, stemmen kon kennelijk alleen verantwoord gebeuren door degenen met voldoende vermogen. En vermogen was een teken dat je je hersens goed bij elkaar had. Met de uitbreiding van het kiesrecht wint ook de legitimiteit ervan in de loop der tijd aan kracht, tot verkiezingen uiteindelijk gezien worden als graadmeter voor het wel of niet aanwezig zijn van een democratie.
Niet verbazingwekkend dus dat Van Reybrouck pleit voor herinvoering van loting als remedie tegen het vastlopende politieke systeem. Hij presenteert aan de hand van de Amerikaanse onderzoeker Terril Bouricius ook concrete voorstellen voor een nieuw wetgevend systeem inclusief anders samengestelde kamers. Overigens zijn er ondertussen al heel wat concrete voorbeelden van ‘deliberative democracy’ waarbij deelnemers via loting zijn aangewezen of een combinatie van loting en verkiezing.
Herkenning
De grote winst van het boekje is dat Van Reybrouck op overtuigende wijze twee zaken weet te scheiden die in het besef van velen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Verkiezingen en democratie zijn echt twee verschillende zaken en het is goed dat ook voor ogen te hebben bij de diagnose van wat er allemaal mis is aan de westerse democratie. Door deze twee delen uit elkaar te trekken kan namelijk ook wat meer ontspannen gezocht worden naar andere vormen van burgerinspraak en betrokkenheid zondert dat direct het verwijt klinkt dat de democratie om zeep wordt geholpen. Dat loting de ‘vox populi’ teveel invloed zou kunnen geven pareert van Reybrouck overtuigend door te verwijzen naar de experimenten die er al zijn geweest. Juist omdat je burgers daadwerkelijk verantwoordelijk maakt voor beslissingen blijken zij daar in de praktijk op verrassend verantwoordelijke wijze mee om te kunnen gaan. Op deze manier maken zij namelijk direct kennis met de afwegingen die inherent zijn aan de politiek en de dilemma’s waarmee politici worden geconfronteerd. Dat is tegelijk het grote voordeel van loting. Vergelijk het met de positie van landen waar jury’s deelnemen aan de rechtspraak, ook daar blijkt het begrip voor de positie van de rechter groter dan in landen zonder juryrechtspraak.
Voor mij blijft het echter de vraag of burgers, hoe goed je een alternatieve besluitvorming ook probeert te regelen, zin en tijd willen besteden aan alternatieve vormen van burgerparticipatie zoals van Reybrouck die voorstelt. Het zal beperkt blijven tot majeurige eenmalige gebeurtenissen zoals in IJsland (waar de nieuwe grondwet feitelijk via crowdsourcing tot stand is gekomen) Ierland en Canada. Het gevoel van de burger dat zijn stem er niet meer toe doet, dat besturen een technocratisch zielloos gebeuren is geworden waar ideologieën en overtuigingen nauwelijks nog een rol in spelen is diepgeworteld. Bovendien is zijn overheid een van de vele, en dan nog niet eens de machtigste, spelers geworden. Het algemeen belang is meer dan ooit de volstrekt willekeurige uitkomst van het op dat moment sterkste deelbelang. En last but not least, de burger heeft natuurlijk veelal geen tijd.
Opvallend is verder dat Van Reybrouck verkiezingen weliswaar als een gedateerd verschijnsel benoemd maar nergens ingaat op de rol van de technologische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor het electoraal parlementaire stelsel. We doen het immers nog steeds met een stelsel dat in essentie is ontstaan in een 19e eeuw met heel andere spelers en heel andere maatschappelijke omstandigheden. Technologie heeft het nu mogelijk gemaakt dat mensen op verschillende tijdstippen en zelf gekozen momenten met elkaar in contact komen. Er zijn legio andere mogelijkheden gekomen om als burger je ding gedaan te krijgen, daarvoor is de vaak moeizame omweg in collectieve vormen van besluitvorming niet meer nodig. En wat let ons eigenlijk om het digi id te koppelen aan het stemrecht zodat het technologisch mogelijk wordt bij referenda thuis te stemmen?
Gezien de taaiheid van het huidige stelsel en haar successen in het verleden zal dat stelsel er in de toekomst wel niet wezenlijk anders uit gaan zien. Maar democratische verdiensten uit het verleden zijn geen garantie voor toekomstige legitimiteit. Daarvoor maakt van Reybrouck te helder dat oppositie tegen verkiezingen nog niet hetzelfde is als verwerping van de democratie. En dat er alternatieven zijn die hun waarde hebben bewezen en het, ondanks de bezwaren, verdienen verder ontwikkeld te worden.
Nav: Tegen verkiezingen. David van Reybrouck, De Bezige Bij, Amsterdam, 2013.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten