Nederland is kampioen brandstofprijzen. Niet omdat olie hier duurder is, niet omdat raffinaderijen failliet dreigen te gaan, maar simpelweg omdat de overheid haar begroting jarenlang heeft gebouwd op de portemonnee van de automobilist. En daarna volhoudt dat dit “onvermijdelijk” is. Het is een politiek risico dat netjes onder het tapijt wordt geschoven. De standaard reactie is voorspelbaar: “Je kunt Nederland niet vergelijken met Spanje, andere economie, andere salarissen.” Prima. Laten we dan vergelijken met een écht duur land: Zwitserland. Het land waar schoonmakers rond de vijfduizend euro per maand verdienen. Waar een zak chips al bijna vijf euro kostte in 2016. Waar alles twee keer zo duur lijkt als in Nederland. Behalve benzine.
Hoe kan zo’n peperduur land goedkoper tanken dan wij? Simpel: Zwitserland ziet
brandstof niet als een fiscale melkkoe.
In Nederland is accijns geen belasting. Het is een verdienmodel. Het is een structurele inkomstenbron die elk kabinet gebruikt om begrotingsgaten te dichten, koopkrachtplaatjes op te poetsen en nieuwe uitgaven te financieren. En omdat automobilisten meestal geen massale blokkades organiseren, kan de kraan ieder jaar iets verder open.
De overheid verdedigt dat door te verwijzen naar milieu en klimaat, maar dat verhaal begint ongeloofwaardig te worden. Want als je echt zou willen dat mensen minder rijden, dan zorg je voor goede alternatieven. Die zijn er niet. Treinen lopen vol, uit, stil of te laat. Bussen verdwijnen uit dorpen. Fietsinfra is netjes, maar lost geen woon werkproblemen op van dertig of vijftig kilometer.
Toch blijft de automobilist het ideale slachtoffer. Hij zeurt niet. Hij heeft geen lobby. Hij heeft geen activisten die zich op het asfalt lijmen voor “betaalbaar autorijden”. Hij heeft geen protestbeweging die mediabelangstelling pakt. Dus blijft de prijs stijgen, en stijgen, en stijgen.
En ondertussen wijst de politiek steeds naar elkaar: Het ministerie schuift schuld naar de energiemarkt, het energiedebat schuift het naar klimaatambities, klimaatpartijen schuiven het naar Europa, Europa schuift het naar nationaal beleid. De waarheid is veel eenvoudiger: accijnzen zijn een cashcow en niemand in Den Haag wil vrijwillig stoppen met gratis geld.
De ironie is dat Nederland zichzelf hiermee in de voet schiet. Hoge brandstofprijzen maken werken duurder, transport duurder, bouw duurder, boodschappen duurder. Het duwt de inflatie omhoog. Het maakt bedrijven minder aantrekkelijk. Het vernauwt de mobiliteit van werknemers. Kortom: precies datgene wat politici zeggen te willen voorkomen, veroorzaken ze zelf.
Zwitserland laat zien dat het anders kan. Een rijk land, een duur land, een land met hoge lonen en hoge prijzen. Maar met lagere brandstofkosten omdat de overheid begrijpt dat mobiliteit geen luxeproduct is.