Het valt ieder verkiezingsjaar weer op: de zendtijd, volgorde en zichtbaarheid van partijen in de grote tv-debatten zijn allesbehalve gelijk.
Ook nu, bij het NOS-slotdebat, worden eerst de “kleinere partijen” in een apart blok gezet, terwijl de zogenoemde “grote partijen” later op de avond het hoofdpodium krijgen.
Die indeling lijkt onschuldig, maar heeft grote gevolgen voor de beeldvorming, de aandacht en uiteindelijk de stem van de kiezer.
De macht van het format
Een verkiezingsdebat is niet zomaar een gesprek; het is een toneel waarop de perceptie van macht wordt gemaakt.
Wie als “grote partij” wordt gepresenteerd, straalt gezag uit.
Wie als “kleine partij” in het eerste uur aan bod komt, verdwijnt in de coulissen nog voor het echte publiek is afgestemd.
Dat gebeurt niet uit onwil, maar uit formatdenken: televisiemakers willen overzicht en tempo. Toch leidt het tot een structurele ongelijkheid in democratische zichtbaarheid.
Want waarom zou een partij met zes zetels minder recht hebben op de primetime-spot dan een partij met twintig, als ze allebei door Nederlandse burgers zijn gekozen?
De vicieuze cirkel van zendtijd
De volgorde waarin partijen aan bod komen, is niet neutraal.
Het beïnvloedt hoe kijkers partijen zien - letterlijk.
Eerst de kleine partijen, dan de grote.
Daarna samenvattingen in journaals en talkshows, waarin vooral de laatste fase van het debat wordt getoond.
Zo ontstaat een vicieuze cirkel:
- Grote partijen krijgen meer zendtijd, dus meer aandacht.
- Die aandacht vertaalt zich in stabiele of stijgende peilingen.
- Daardoor gelden ze de volgende verkiezingen opnieuw als “groot”.
Het resultaat is een democratisch systeem waarin niet de kiezer, maar het format bepaalt wie als serieus alternatief wordt gezien.
De kiezer verdient gelijke kansen op informatie
In een eerlijke democratie hoort iedere partij dezelfde toegang te hebben tot het publieke debat.
Niet op basis van peilingen of populariteit, maar op basis van representatie: ze zitten allemaal in de Tweede Kamer, en dus vertegenwoordigen ze allemaal Nederlanders.
De kiezer moet zelf kunnen beoordelen wie overtuigt - niet de redactie van een debatprogramma, en niet de statistieken van de kijkcijfers.
Gelijke spreektijd, gelijke zichtbaarheid, gelijke kans om te overtuigen: dat zou het uitgangspunt moeten zijn.
De kracht van echte diversiteit
Politieke diversiteit is geen last, maar een kracht.
De aanwezigheid van kleinere partijen dwingt grotere partijen om beter na te denken, scherper te debatteren en eerlijker te blijven.
Zonder die tegenstem zou het publieke debat verworden tot een onderonsje tussen dezelfde gezichten, dezelfde taal, dezelfde toon.
Dat is niet de bedoeling van een parlementaire democratie.
De Kamer is bedoeld als volkshuis, niet als clubhuis van de gevestigde macht.
De kiezer is de scheidsrechter, niet de zendtijd
Of een partij “groot” of “klein” is, hoort niet bepaald te worden door de tijd op het scherm, maar door de kracht van haar ideeën.
En juist daarom zou een slotdebat geen onderscheid moeten maken tussen formaat, maar alleen tussen argumenten.
De kiezer beslist - niet het draaiboek.
En dat is precies waar de media, de politiek en het publiek elkaar weer aan moeten herinneren.
Eerlijke verkiezingen beginnen bij eerlijke zendtijd.
Wie werkelijk gelooft in democratie, durft het speelveld gelijk te trekken.