Home schooling: een pleidooi

Geen categoriejul 19 2013, 12:44
Het mag niet in Nederland. Staatssecretaris Dekker van de voorheen liberale VVD heeft het deze week in een brief aan de Tweede Kamer uitgelegd. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de dagelijkse gang naar school essentieel is voor de brede sociaalemotionele ontwikkeling van ieder kind. Kinderen gaan niet alleen naar school om kennis te vergaren, maar ook om te leren omgaan met leeftijdsgenoten en volwassenen.’ Een meerderheid van de Tweede Kamer steunt hem in dit verbod op thuisonderwijs, zo las ik van de week in een interessant artikel in het Nederlands Dagblad, maar ik, en andere vrijheidslievenden, niet.
Kinderen gaan vanaf hun vierde jaar naar school. Dat is onder ons vanzelfsprekend. Het befaamde artikel 23 van onze Grondwet wordt altijd aangeroepen in discussies over de vrijheid van onderwijs alsof dat artikel alleen maar een klassiek grondrecht verwoordt, dat wil zeggen: een domein vastlegt waarover de macht en invloed van de overheid zich niet uitstrekt. Maar dat 23ste artikel formuleert ook een sociaal recht, een inspanningsverplichting van de overheid: de staat moet ervoor zorgen dat er overal goed onderwijs is in scholen waar we onze kinderen met een gerust hart naar toe kunnen sturen.
Maar waarom eigenlijk? Waarom geven we onze kinderen niet thuis onderwijs?
Tijdens een logeerpartij bij Amerikaanse vrienden in Philadelphia viel mij op dat hun oudste zoon ’s morgens niet naar school ging maar thuis bleef. Die jongen (ongeveer acht jaar oud) was mij al opgevallen omdat hij mij bij onze begroeting had gevraagd of ik als Nederlander niet geregeld in Prussia kwam. Hij las boeken over de Romeinse geschiedenis en zei het ‘quite an honour’ te vinden toen ik hem op het basketballveldje bij hun huis de eerste beginselen van de lay up bijbracht. Het kwam mij voor dat hij zou opgroeien tot een erudiet en beschaafd lid van de Amerikaanse gemeenschap.
Zijn moeder gaf hem ’s morgens opdrachten. Een van de dingen die hij op een dag moest doen was het lezen van een gedicht. Na een uurtje kwam hij naast mij zitten op het bankje voor het huis en vroeg hij of Mr. Spruyt ook niet van mening was dat er ‘a lot of poetry’ in dat gedicht zat. Hij had het niet alleen over het onderwerp van het gedicht, en over het rijm, maar vooral over de beelden en de klankkleur van de woorden. Halverwege de middag kwamen z’n vriendjes uit school en ging hij met hen spelen.
In Amerika kan alles, maar een school voor zo’n kennelijk begaafd jongetje viel zelfs buiten de mogelijkheden van de Oostkust. Deze home schooling was bovendien volkomen legaal, zo’n 2 miljoen Amerikaanse kinderen krijgen het. Hun resultaten zijn beter dan die van kinderen die naar een school gaan, ook al zijn de home schoolers zelf niet hoog opgeleid. En de kinderen zijn beter gesocialiseerd. Blootstelling aan de rat race in de jungle die klaslokalen, gangen en trappenhuizen kunnen zijn, heeft blijkbaar zo z’n nadelen. Evenals het niet blootgesteld worden aan de grote verleidingen van het jonge leven (zoals drugs), of aan de psychologische druk tot conformisme en coole onverschilligheid.
Ik dacht dat het in Nederland niet bestond, dat thuisonderwijs. Tot Amerikaanse vrienden langs de Vecht mij vertelden van hun pogingen om hun kinderen niet bloot te stellen aan de misvormende invloed van Nederlandse scholen. Ze hielden ze thuis, maar er stond al snel een boze ambtenaar op de stoep. Een lang gevecht volgde, en dat bevestigde mijn vooroordeel over het vrije Amerika en het Europese staatsdirigisme.
Het onderwerp kwam tot mijn verrassing in het nieuws toen, twee jaar geleden, toenmalig minister Van Bijsterveldt het Islamitisch College in Amsterdam sloot en de ouders alle scholen in Nederland zo haram vonden dat ze hun kinderen thuis onderwijs wilden gaan geven. Toenmalig wethouder Lodewijk Asscher vond dat geen goed idee, en dreigde de ouders met de rechter. De minister kondigde wetgeving aan om de mogelijkheden tot thuisonderwijs te beperken.
Want die mogelijkheden bleken wel degelijk te bestaan: een artikel uit de Leerplichtwet bepaalt dat kinderen vrijstelling van de leerplicht kunnen krijgen wanneer de gemeentelijke leerplichtambtenaar het met hun ouders eens is dat er ‘binnen redelijke afstand van hun woning’ (25 kilometer) geen school te vinden is die aansluit bij hun godsdienst of levensovertuiging. Zo’n driehonderd kinderen in Nederland hebben die vrijstelling gekregen en de minister stelde eerder nog vast dat er nergens ‘signalen van misstanden’ zijn.
Tot die moslimouders in Amsterdams ook wilden. Moslims vormen vaak een probleem omdat zij een beroep doen op vrijheden die, vinden wij, anders moeten worden gebruikt dan zij willen, en in ieder geval niet voor islamitisch onderwijs dat bedoeld is om integratie te voorkomen.
En nu volgt er dus een algeheel verbod, als Dekker zijn zin krijgt (overigens juist op het moment dat hij de keuzevrijheid bij het stichten van scholen wil verruimen). Volgens Henk Blok, onderzoeker aan het Kohnstamm Instituut, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, is de race nog niet gelopen: ‘De kwestie speelt al sinds 2003. De overheid heeft een zwabberbeleid gevoerd. Diverse ministers en staatssecretarissen zijn ermee bezig geweest. Op het ene moment mocht thuisonderwijs wel, daarna weer niet. Er zou toezicht komen, vervolgens werd gezegd dat dat onmogelijk is. En nu komt er dus een verbod. Maar zo’n wetsvoorstel moet eerst langs de Raad van State. Je komt aan de keuzevrijheid van ouders, er is wat dat betreft een parallel met verplichte vaccinatie. In hoeverre mogen ouders beslissen over de behandeling die hun kind krijgt? Ik schat in dat de Raad van State meer gewicht in de schaal gaat leggen dan de beide Kamers.’
Ouders moeten zich vooral blijven realiseren dat onderwijs door de staat ooit is uitgevonden om van ons voorbeeldige, nuttige burgers te maken. Dat laten wij ons natuurlijk niet welgevallen. In de gaten houden dus die scholen, leraren en leerboeken, en anders ons kind toch maar thuis houden.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten