Bezoek van een balling

Geen categorieapr 29 2014, 10:00
In 1968 verliet ik Nederland om eerst in Frankrijk en later in België te gaan wonen. Ik ging in vrijwillige ballingschap en ik denk er nog niet aan terug te keren. Maar vorige week moest ik toch even in mijn vaderland zijn en ik kreeg de volgende gedachten.
Het begon al in de trein natuurlijk. Ik weet niet of België er mede schuldig aan is, maar een feit blijft dat de verbinding van Brussel met Amsterdam armzalig is wanneer je je niet het dure Thalys-kaartje veroorlooft. Is hier sprake van een lichte dwang? In ieder geval doet de privatisering je goed lijden. Ik zat constant in treinen die het meest van stoptreinen hadden en in alle buitenwijken stopten die ook per tram of metro te bereiken waren. Bovendien was de trein zelfs op het midden van de dag - en dus niet tijdens een spitsuur - volledig vol. Er kon geen muis meer bij. En vanaf Schiphol moesten honderden mensen staan. Om eerste klas te nemen, heeft ook niet veel zin meer, want er is een redelijke kans dat je dan eerste klas moet staan. Hoe zal het in de toekomst gaan, als de keiharde managers tot de slotsom komen dat er nog meer winst gemaakt moet worden? Moeten we dan ook op het dak van de trein gaan zitten of buiten aan de deuren gaan hangen zoals dat in landen als India niet ongebruikelijk is?
Bruine boterham met kaas
Nergens wordt zoveel gegeten als in een Nederlandse trein. Dat komt eenvoudig doordat de Nederlander zo goedkoop mogelijk wil eten en dus niet riskeert dat hij straks op of bij een station iets moet kopen. Al gauw verschijnt de bekende bruine boterham met kaas. Dat knagen buiten de restauratiewagon maakt ook het tweedeklasreizen in de Thalys naar Parijs zo onplezierig, want de Nederlander eet zich Frankrijk in.
Over eten gesproken: de Nederlander eet niet lekker, maar wel gewetensvol. Je loopt een redelijke kans op een menukaart te stoten waarop je ‘eitjes van vrije uitloop’ worden aangeboden of ‘duurzame thee van fair trade’. Hiertoe blijft het plezier van het café- en restaurantbezoek wel vaak beperkt. Van vorige week herinneren we ons de kelner die onze koffie neerzette en niks zei. De ander die ‘Zo’ zei. De kak van de Nederlandse horeca kan ook blijken uit juist weer te veel woorden. We hadden bij een dienster (mag je dat woord nog gebruiken, het zal nu wel een ‘gastronomisch adviseuse’ zijn) een zuurkoolschotel besteld. Even later meldde zich een kelner die zei: ‘Ik heb iets horen langskomen van zuurkool ’ En toen hij die later bracht, zei hij: ‘En lekker wat brood en boter erbij?’ Wanneer je al lang buiten Nederland woont, griezel je van die aanstellerij.
Wat heeft Amsterdam trouwens veel eetcafés. Ieder café waar vroeger de Deventer tapijtjes op de tafels verzadigd waren van jenever, speelt nu voor restaurant. Daarvoor zijn die kleedjes de vuilnisbak ingegaan en staat op een schoolbord welke zeven heerlijkheden men te bieden heeft. De tafels schoonmaken doet men met tegenzin en alleen als je erop aandringt. In de keuken wordt niet gekookt maar alleen opgewarmd. De sauzen komen recht uit blik en fles. Het is allemaal niet te vreten, maar de buitenlanders vinden het authentiek en goedkoop, de Nederlanders vinden het goedkoop.
Frivool
Alle fietsers in de stad werken ook op mijn zenuwen. Als ze zich nu heel ontspannen door de stad bewogen in een flowerpower-sfeer, maar er wordt altijd hard aan getrokken en de gemiddelde fietser vliegt op je af, om van die tweederangsscooters nog niet te spreken. Vele Amsterdammers doen alles met de fiets, in alle omstandigheden. Hoe kun je je in godsnaam wat frivool kleden als je je op deze manier verplaatst in regen en wind? Maar de Nederlander kleedt zich niet frivool. Zat hij vroeger in pak, das en regenjas op zijn fiets, met knijpers aan zijn broek en de aktentas over de stang, nu zit hij daarop in de sportkleding die al evenzeer moet aantonen dat hij net als de anderen is en dus goed en zuinig.
Amsterdam is er qua architectuur wel heel anders uit gaan zien sinds ik er wegging. Logischerwijs is er het een en ander afgebroken – veel van die bijna onbewoonbaar verklaarde huizen waarin ik huurde – en kwam er iets moderns voor in de plaats. Maar de nieuwbouw in Amsterdam is bepaald geen succes, als je die met de nieuwbouw in Rotterdam vergelijkt bijvoorbeeld. Ik vind de nieuwbouw in Amsterdam altijd saai. En in de oude huizen storen me de steile trappen en de smalle treden. Dat zijn geen trappen in Amsterdam, dat zijn ladders! Waren de Hollanders zo bang enige woonruimte te verliezen? Maar waarom zijn hun interieurs dan zo teleurstellend? In NRC Handelsblad, waar de werkster iedere week een nieuwe rubriek mag verzinnen, hebben ze een serie van frappante interieurs. De ruimtes zijn meestal best aardig: een oud gemaal, een fabriekje Maar die interieurs! Een standaardvraag is: wat kocht u bij Ikea? En dan zijn de bewoners apetrots als ze kunnen zeggen: alleen het boekenrekje van onze zoon Wimmie. Maar als ik hun inrichting bekijk, denk ik meestal: had maar meer bij Ikea gekocht.
Krankjorum
De gekken in Amsterdam vielen me op. Elke grote stad heeft z’n gekken, maar Amsterdam is wel heel goed voorzien in krankjorume mensen. In Parijs of Berlijn zul je er minder zien. Maar daar worden ze ook niet zo leuk gevonden als in Amsterdam. Men streeft daar erg naar leuk dat niet veel kost. Het heeft ook positieve gevolgen. De originele winkeltjes die je in Amsterdam vindt, zul je in Brussel bijvoorbeeld vergeefs zoeken – daar zijn het alleen de dure merken. Maar de lolligheid wordt wel vaak te ver gedreven. Neem de jolige kreten op de schouwburg en het concertgebouw. Zijn die nodig? In Parijs doen ze daar niet aan. Het maakt van al die gebouwen zulke jeugdhonken. Ze infantiliseren de hele stad.
Maar het nadrukkelijkst aanwezig is de politieke correctheid. Ik moet lachen als ik in weer zo’n vermeend literaire boekhandel ben, waar dan torenhoge stapels chicklit en kranten liggen, maar waar men zich te goed acht om De Telegraaf te verkopen. Waar ze niet allemaal op letten! Ik was bij een kapper en die kamde mijn haar op een zeker moment alle kanten op. Met dat grote grijze aureool leek ik sprekend op een oude jood, zei ik tegen de kapper. Want oude joden hebben geëlektriseerd haar of besparen zo mogelijk de kosten van een kapper of een kam. Maar de kapper wees me meteen terecht: ‘Misschien hebben niet-joodse mannen hun haar ook zo.’ Nee, dat hebben ze niet, kapper! En u zegt dit alleen omdat ik anders eens mocht denken dat u een antisemiet bent.
Zelfgenoegzaamheid
Dat is toch wel het opvallendst in ons nationale karakter: de pretentie van goedheid. Moest in vroegere eeuwen alles bij ons ‘stichtelijk’ zijn, nu hoort het politiek correct te wezen – en mijns inziens is ’t hetzelfde. Waarom zouden we na eeuwen dezelfde zeikerds geweest te zijn, nu opeens compleet veranderen? Alsof het lezen van Turks fruit zou volstaan om een ander mens te worden. Volgens mij waren al die schrijvers die in de jaren ’60 hun gereformeerde vaders bij het grof vuil zetten – en ik hamerde hier al eerder op, ik weet het – precies zo als die vaders. Ik zal geen namen noemen. Al die zelfgenoegzaamheid, die onverminderd voortduurt, komt recht uit ons gereformeerde leven. Je mag de Nederlanders gerust als een soort Amish zien. Niet toevallig is de andere natie waar ze zo van politieke correctheid bezeten zijn, Amerika. Of het zou Duitsland zijn, maar daar denken ze dat ze nog steeds moeten bewijzen dat ze geen aardje naar hun vaartje hebben.
Morele pretenties – daar komt het toch altijd weer op neer in mijn vaderland. En ik ga mijn Nederlandse paspoort dus toch maar behouden. Zo’n makkelijke garantie dat je een goed mens bent, krijg je nergens.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten