Niet of maar en

Geen categoriemei 27 2014, 10:32
Hoe vaak raak je niet in de discussie of je nu beter in de stad woont of op het platteland. Maar leent zich dit eigenlijk wel tot een redetwist?
Heel wat vrienden van me wonen in de stad en zijn daar niet weg te branden. Doorgaans is dat Amsterdam en ze vinden het er geweldig. Terecht. In Nederland zou Amsterdam ook mijn voorkeur hebben en ik kom er nog graag. Dat je er een groot deel van je tijd kunt doorbrengen, trek ik niet in twijfel. Ik woonde er al als jongetje van 1 tot 5 jaar, haha, en ik woonde er opnieuw van 1961 tot 1968.
Maar betekent dit nu dat ik intussen nergens anders dan in de stad zou willen wonen? Absoluut niet. Ik heb ook het groen nodig en dan niet het stoffige groen van het Vondelpark of het Bois de Boulogne. Ik woonde enige tijd in Parijs en ik heb me toen vaak afgevraagd of er mensen waren die in deze stad geboren werden en er nooit uit kwamen. Die mensen zijn er waarschijnlijk en die zullen er zeker geweest zijn in de tijd dat men armer was. Mijzelf begon Parijs na verloop van tijd te benauwen en ik kreeg zo’n gevoel van: kom ik hier nog uit, bereik ik de velden nog, al is het kruipend? Want vanaf de Dam ben je gauw in Abcoude, maar vanuit de Marais niet een-twee-drie in Rambouillet.
Achterhoek
Mogelijk komt het doordat ik mijn jeugd in de Achterhoek heb doorgebracht. In ieder geval houd ik van het platteland. Ik groeide op in een zeldzaam klein dorp, Haarlo. Ik hoefde ‘het tuinpad van mijn vader’ (Wim Sonneveld, Het dorp) maar uit te lopen, de verharde weg over te steken en ik bereikte een landweggetje dat langs een akker liep, maar links en rechts ook nog heel wat gras had. Zulke weggetjes – ‘wegeltjes’ noemen ze dat in Vlaanderen zo aandoenlijk – vind je bijna niet meer. Een weg is verhard of is niet. Want men loopt niet meer, men rijdt. En de enkele weggetjes die nog bestaan en door de Grote Routepaden in ere worden gehouden, verdwijnen althans in België steeds meer. Met hun monstrueuze machines ploegen de boeren alles om en pakken zo’n paadje er lustig bij. Lekker, nog wat meer land en wat meer opbrengst! Ik weet niet hoe het in Nederland gaat. Misschien krijgt zo’n boer daar toch gedonder. In België krijg je nooit gedonder, ook omdat hier niemand wandelt. Als je hier iemand tegenkomt op een veldweg, dan is het een Nederlander.
Op mijn weggetje tussen het koren – ‘was Wiesje verdwaald en verloren’ (Rie Cramer, Zomer – kwam ik langs veel bloemen zoals je die vroeger nog had. Ik lag daar in het gras tussen die bloemen en als ik nu aan de plekken van jong geluk denk, dan is dat de eerste plek waaraan ik denk. Ik was zes à zeven jaar en verliefd op mijn moeder en ik plukte grote bossen van die bloemen voor haar. Waar zijn die bloemen nu, ‘wo sind sie geblieben? Een bos van margrieten, klaprozen en korenbloemen had je zo bij elkaar. Nú zou ik niet weten waar ik ze in mijn omgeving zou kunnen vinden. Alleen de klaprozen kom je nog wel tegen, maar die zijn uitgerekend het ondankbaarst voor de pluk omdat de kroonblaadjes meteen uitvallen. Vind je margrieten, dan zijn die spichtig, uitgeput door hun strijd tegen de landbouwgiften, kankerachtig.
Uitgaansleven
Maar terug naar de vraag: stad of buiten? Het antwoord lijkt me heel eenvoudig: alle twee. ‘Niet of maar en’ – wat trouwens altijd mijn levensmotto is geweest. Mensen die het zich konden veroorloven, combineerden altijd de twee. Neem de adel van vroeger: die had een kasteel op het platteland en een huis in de stad. Hoe kan het beter? Nu hadden ze zo’n kasteel natuurlijk ook omdat het hun bakermat was en omdat ze met de opbrengst van het land hun brood verdienden. Maar ik neem aan dat ze er in de zomer, wanneer het Parijse uitgaansleven stillag, ook best plezier aan beleefden. Hoe mooi verteld Balzac in Le lys dans la vallée hoe de jonge man met zijn geliefde boeketten bloemen samenstelt in de tuin van zo’n kasteel – zijn eigen herinnering aan het samenzijn met Laure de Berny, zijn 22 jaar oudere minnares, ‘La Dilecta’.
Wanneer je daarentegen de keus moet maken tussen stad of platteland, zul je altijd iets belangrijks missen. Toch zijn velen van ons – waaronder ik – door hun beperkte middelen daartoe genoodzaakt. Ik heb het dan maar opgelost door de twee af te wisselen. Ik moest dat ook wel doen, want na verloop van tijd ging ik altijd weer hunkeren naar het frisse groen of naar de bepiste baksteen. Zo verliet ik de Provence om naar Parijs te gaan, en Brussel om in Haspengouw te gaan wonen. Dit was voor mij de logica zelfde. Maar nogmaals de combinatie van de twee is ideaal. De schilder Pyke Koch, die ik als iemand zie die het uiterste uit het leven haalde, had een kasteeltje in Jutphaas, maar ook een huis aan de Oudegracht in Utrecht. Perfect.
Rollators
Als je buiten woont, moet je natuurlijk wel echt buiten wonen. Een villaatje in een buitenwijk of een voorstad geldt niet, je moet de koeien horen loeien en de hanen horen kraaien. Dit zei de Franse schrijver Roger Vailland me ook, die na een wild leven als journalist in Parijs ging leven in dorpen in de Bresse, ten noordoosten van Lyon. Daar is hij ook gestorven. Geen uitzonderlijk verhaal uiteraard. Wordt men ouder en kan men minder profiteren van het sociaal verkeer, dan lokt het platteland met z’n rust. Hoewel, hoewel ‘Over die zaak zou veel te zeggen wezen’ (Multatuli, idee 60). Of je de bejaarden nu gelukkig maakt door ze ergens in een tehuis in een bos onder te brengen, waag ik te betwijfelen. Als gammele grijsaard maak ik misschien liever nog eens een ommetje langs de Wallen dan dat ik door het park schuifel tussen mijn kaduke soortgenoten achter hun rollators. We zullen zien.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten