Waardevermindering of devaluatie: één pot nat

Geen categorieaug 29 2014, 9:29
De Bundesbank staat fel tegenover het voorstel van de Franse Nationale bank en Airbus en vele anderen om de euro te devalueren.
De bank is van mening dat dat alleen maar contra maatregelen van de andere grote economieën zal uitlokken. Maar sinds 9 mei dit jaar is de prijs van de euro gedaald van bijna 1.40 $ naar 1.32 $ nu (mede dankzij de opmerking van Draghi over de duur van de lage inflatie die niet voorkomt in de officiële tekst, en de aankondiging van Quantitative Easing). Dit komt overeen met een waardevermindering van de euro met ongeveer 5,5%. Men zou het kunnen vergelijken met een echte devaluatie van 5,5%; het grootste verschil is, dat het geen door de overheid geleide waardevermindering is maar een door de markt bepaalde en een sluipende en niet abrupte.
De gevolgen voor de export naar buiten de eurozone zullen in het begin positief zijn, het concurrentievermogen van de eurolanden neemt sinds mei j.l. er immers 5,5% door toe. Tekorten op de handelsbalans zullen er door gecorrigeerd worden. De waarde van de staatsschulden daalt met 5,5% ten opzichte van de dollar. Spaargelden en vermogens in euros worden echter ook 5,5% minder waard. De winsten van de multinationals in de eurozone nemen daarentegen in euros toe door de gunstiger dollarkoers.
Indien de Eurozone een grondstoffenrijk land, zoals de USA, Canada of Australië was, zou deze positieve invloed blijvend kunnen zijn. Helaas is dat niet het geval, de Eurozone is voor het allergrootste deel aangewezen op importen van buiten de zone. Zodra dus de aanwezige voorraden grondstoffen tegen de oude prijzen ingekocht verbruikt zijn keert het tij. Nieuwe importen van die grondstoffen zijn dan 5,5% duurder geworden zodat de totale productiekosten weer stijgen, alleen de arbeidskosten blijven wellicht gelijk (als er door de vakbonden geen loonsverhogingen worden geëist ter compensatie van de verdwenen koopkracht), en veel van de voordelen van de waardevermindering verdwijnen. De schulden blijven 5,5% minder waard maar dat geldt ook voor het BBP zodat de schuldenpercentages gelijk zullen blijven. De spaarders zijn 5,5% kwijt en de inkomsten van de werkenden en niet werkenden zijn ook minder waard.
Alle aankopen van geïmporteerde artikelen of artikelen waarin geïmporteerde grondstoffen verwerkt zijn, zullen ook 5,5% duurder uitkomen. De koopkracht zal dus afnemen en de prijzen zullen stijgen en met de prijzen de inflatie. Indien lonen geïndexeerd zijn zullen ze aangepast worden aan de inflatie en en dus verhoogd waardoor de arbeidskosten en dus de productiekosten weer toenemen. Het concurrentievoordeel verdwijnt, de oude toestand keert weer terug. De overheid profiteert, inkomsten van de werkenden met geïndexeerd loon zullen in hogere tariefschalen terecht komen, en de opbrengst van de inkomstenbelastingen dus toenemen, doordat de prijzen stijgen zullen ook de inkomsten uit de BTW stijgen, hoewel door de afgenomen koopkracht van de niet sparenden een omzetvermindering van de bedrijven zal optreden met weer invloed op de BTW-inkomsten. De niet-werkenden, voor zover niet door extra toelagen gecompenseerd, zullen er in besteedbaar inkomen op achteruit gaan.
Een devaluatie gaat echter vrijwel altijd gepaard met een staatsschulden sanering en herstructurering, bij een sluipende verlaging van de wisselkoers gebeurt dat echter niet. Eveneens moet een devaluatie gepaard gaan met hervormingen op de arbeidsmarkt en bureaucratie om een terugkeer van de oude situatie die tot de devaluatie noopte te voorkomen. Bij een sluipende waardevermindering zou dat ook moeten om de onderliggende oorzaken van de waardevermindering aan te pakken, maar er is geen abrupt punt voor.
Een gedachtensprong. Welke landen in de eurozone hebben behoefte aan een waardevermindering van de euro ten opzichte van de dollar om hun concurrentiepositie naar landen buiten de eurozone te verbeteren? Anders gezegd: bij welke landen is de verhouding van hun -laten we het voor hun specifieke land-intrinsieke eurowaarde ten opzichte van de dollar noemen- negatief en bij welke positief?
Een tweede sprong. Is een waardevermindering van de euro een verbetering of verandering van de interne concurrentiepositie van de eurozone landen ten opzichte van elkaar? Daar komt die hybride eurozone weer: 18 economisch zelfstandige landen die elkaars concurrenten zijn op -laten we het de interne eurozone markt noemen- maar elk ook op de wereldwijde markt moeten concurreren. In één opzicht elkaars economische vijand, en in het andere economische gezellen. Vastgeklonken aan één en dezelfde munt.
Uitvoer en invoer en handelsbalansen van de eurolanden zouden in alle statistieken gesplitst moeten zijn naar binnen de eurozone en buiten de eurozone. Dat zou een zuiverder beeld geven. Maar dat zou des te pijnlijker zijn. Alleen hervormingen op de arbeidsmarkt door aanpassing aan de globale markten en terugdringen van het deel van het BBP dat de overheid opeist en dat de mogelijkheden van bedrijven en particulieren miniseert en de marktwerking hindert kan de koopkracht en daardoor de economie stimuleren. In vorige artikelen zijn hiervoor wegen aangegeven.
Het BBP van de eurozone vertoont niet veel schommelingen. De meeste handel van de lidsstaten is intern, in de eurozone. Nemen de exporten van het ene land naar het andere af dan verandert dat niets aan de eurozone als geheel. Het exporterende land krijgt betaald en wordt rijker ten opzichte van het andere, dat armer wordt want het moet betalen. Maar dat zijn geldstromen binnen de eurozone en ze blijven in balans (of worden onzichtbaar in het target 2 systeem).
Het zijn de exporten naar buiten de eurozone die de handelsbalans van de eurozone positief beinvloeden, en de importen van buiten de zone die hem negatief beinvloeden. Maar binnen de eurozone kan een van de lidstaten profiteren en groeien en een ander nadeel ondervinden en krimpen van die exporten en importen ongeacht groei of krimp van de zone als geheel.
Of het nu met de eurozone als geheel goed of slecht gaat, binnen die eurozone zullen er hierdoor toch altijd arme en rijke landen zijn en ze kunnen daar als land niets aan doen, behalve grondig hervormen. Geen enkel ander middel zoals (monetaire) devaluatie of een landenspecifiek rentebeleid hebben zij ter beschikking. Gevangen in één muntstelsel, onderdeel van een geheel, dat uit 18 totaal verschillende delen bestaat.
Een schizofreen gebeuren.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten