In Amsterdam staan momenteel bijna 6000 huizen te koop. In
Amstelveen zo'n 130. Weesp en andere plekken heb ik niet bekeken. In mijn
postcodegebied, met wat fluctuaties, 131. In mijn straat tot voor kort 5. Vier
weken geleden nam ik een gok en kocht ik een advertentie in om mijn huis online
te zetten. Niet omdat ik moet. Ik moet helemaal niks. Ik hoef nergens heen. Er
is geen druk. Geen financiële noodzaak op korte termijn. Ik kan een tijdje
zonder werk. Mijn vertrek is bovendien geen vlucht. Het is een vraag aan het geheel.
Laat me maar zien waar ik nodig ben. En gunning vanuit het hart. Ik verdien
beter. Het huis waar ik nu woon is geen object. Geen investering. Geen
nummer in de lijst. Het is een tempel. Wie dit huis zou willen betrekken, zou
dat moeten begrijpen. Anders gaat het feest helaas niet door. Ik ben op zoek
naar (hele!) bijzondere mensen die door mijn bril kunnen kijken. Dat, zo lijkt
het, is in dit segment of op dit moment in de tijd zo makkelijk nog niet.
Verschil tussen een woning en een woonplaats voor de ziel
De leads die op de oorspronkelijke prijs afkwamen, waren kil
en ongelooflijk saai. Schijnbaar gaat zo’n attitude al snel gepaard met het financieel
voor de wind gaan. Alsof het huis een van de zoveelste accessoires zou zijn in
plaats van een bezield thuiskomen. Dat is niet aan mij besteed. Dus ben ik in
prijs gedaald. Niet omdat ik wil vermarkten, maar omdat ik de kans wil
vergroten dat mensen op mijn pad komen die met dezelfde ogen kijken als ik. Die
het verschil voelen tussen een woning en een woonplaats voor de ziel.
Wanneer mensen immers zo ongelooflijk verwend zijn, kunnen
ze zelfs het meest monumentale niet naar waarde inschatten. Het volgende
snoepreisje. De nieuwste outfit van het seizoen. Over twee seizoenen te koop bij
de tweedehandswinkel of te geef op straat. Weer een festivalletje, concert of
theatervoorstelling. Zie hier het verschil tussen de privilegemensen en mij. Ik
kom van niks, minder dan niks. Niet één dag van mijn leven zal ik dat vergeten
en ook maar het minste niet kunnen waarderen.
Half salaris achterlaten bij de zelfscankassa
De reden dat ik überhaupt overweeg om Nederland te verlaten,
is eenvoudig. 95% van mijn motivatie bestaat uit levenskwaliteit, vitaliteit en
geluk. Niet als abstracte graadmeter, maar als fysieke noodzaak. Ik wil leven
in een warm klimaat. Mijn lichaam eist zon en goede voeding. Niet het absurde wat
we inmiddels al jaren in Nederland hebben.
Dat je voor een paar fatsoenlijke producten een half
salaris
moet achterlaten bij de zelfscankassa van de zoveelste onpersoonlijke
supermarkt. (Hoewel ik geluk heb, omdat ik van mijn team in de buurtsuper houd.)
Of dat je een box ingrediënten moet laten bezorgen voor nog bizardere prijzen.
Mijn geest vraagt om eenvoud. Ik wil naar de zee kunnen
lopen wanneer ik wil. In een wereld leven waarin natuur niet een dagtrip is,
maar een voltijd bestaan. Met Pom, de hond, lange wandelingen maken die me daadwerkelijk
boeien. Uit het huidige, doorgaans regenachtige decor in Amsterdam en omgeving
heb ik al jaren het maximale eruit weten te halen. En mooie, nieuwe mensen zijn
uiteraard altijd een aanwinst.
5% van mijn motivatie ligt in andere zaken, namelijk het huidige
ondernemersklimaat (een bekrompen en onberaden mentaliteit waar ik principieel
op tegen ben, ook al raakt het me minder dan anderen) en de politieke gesteldheid.
Minder doorslaggevend dan mensen denken hoor. Alhoewel,
wat
ik de afgelopen jaren heb gezien, kan ik niet meer ont-zien. Ik weet me er
geen raad mee. Het put me uit en brokkelt me af. Ik zal mezelf toch echt in
bescherming moeten nemen en moeten opklimmen.
Contrast tussen het profane en sacrale
Toch twijfel ik. Want ik ben hier niet klaar. Daarvoor hoef
ik hier echter niet voltijd te zijn. Mijn grootste twijfel zit in de betekenis
van mijn tempel. Thuiskomst. Jarenlange verankering. Veilig haven. Rustpunt. Een
resultaat dat me zoals alles niet op een gouden plateau door iemand is geschonken,
maar door mij en niemand anders dan mezelf voor elkaar is gebokst.
Als ik vertrek, verlaat ik niet slechts een woning. Ik
verlaat een plaats van immense betekenis. Die geef ik niet op voor slechts het
hoogste bod, maar als ik aan mijn wateren voel dat dit het is. Zoals ik dat
omschrijf: you know when you know. Dus ben ik extreem kieskeurig wat betreft
bij wie het huis terecht zou moeten komen. Misschien wacht ik nog een jaar. Of
een paar. Misschien ook totdat het huis zelf spreekt. Want zo zie ik het: niet
alleen ik verlaat dit huis, maar het huis laat mij net zo goed los. Of niet.
In die kieskeurigheid schuilt een tegenstelling die de
mensheid al duizenden jaren bezighoudt, namelijk het contrast tussen het profane
en sacrale. In de Minoïsche beschaving die zo'n vierduizend jaar geleden op
Kreta opbloeide, werd het huis nooit slechts als dak boven het hoofd beschouwd.
De huizen stonden nooit los van het heilige. De binnenplaatsen waren
tempelruimtes. Het vuur was een ritueel. De kamers ademden verbondenheid met de
seizoenen. Met goddelijke aanwezigheid en het mystieke.
Een Minoïsch huis was een organisme. Het stond op aarde
zoals een boom wortelt. De Minoïsche cultuur kende geen muur zonder motief.
Zelfs handel, landbouw en kunst waren doordrenkt van een hoger streven naar
harmonie, schoonheid en vitaliteit. Er waren geen eigenaren, maar tijdelijke hoeders
van het huis. Zoals ik dat hier in Amsterdam ben. Zoals ik dat altijd geleefd
heb. Wie me goed kent, weet nog hoe vaak ik in mijn leven geroepen heb: wie
sterke wortels heeft, komt altijd weer tot bloei.
Als ik kijk naar mijn verlangen om te vertrekken, dan voel
ik datzelfde oude verlangen. Terug naar een plek waar de geest niet wordt
gesmoord in alles wat we momenteel in
Amsterdam kennen, inclusief diverse
pijnlijke, bestuurlijke tegenstellingen en blunders. Maar waar leven weer aanvoelt
als kunnen ademen. Een voorwaarde bovendien voor mijn onderdrukte schrijven. Overigens,
zelfs in mijn wortels van de Joodse levensbeschouwing is dit alles in talloze
vormen terug te vinden.
Wat ik zaai ooit oogsten
Toch blijft de paradox. Want in mijn huidige huis heb ik een
bubbel gecreëerd. Alleen naar vermogen. Niet in harmonie met de natuur en het
grotere geheel daarbuiten. Ik heb me nog nooit zo ontkoppeld gevoeld als nu. In
mij zit de trek naar vitaliteit en het diepe besef van heiligdom. Terwijl velen
om me heen heel anders in elkaar zitten. Die reduceren alles tot data en
eigenbelang. Koste wat het kost.
Mijn leven laat zich echter niet samenvatten in cijfers.
Mijn huis niet. Mijn motivatie niet. Ik luister en voel. Goed, ik ben geen
sierpaard, maar werkpaard. Altijd geweest. Ik wil gerust nog een tijd zo door. Tegelijkertijd
moet ik prioriteiten stellen en wat ik zaai ooit oogsten. Maar die transitie
moet kloppen. Iets met rijping. Tot ik die bezielde ander tref, blijft deze
tempel voor overname gesloten. Wanneer dat is, is een vraagteken. Bij twijfel doe
ik het niet.