De Duitse regering stelt dat het onderzoeken van een verbod op de Alternative für Deutschland (AfD) een noodzakelijke stap is “om de grondwet en de rechtsstaat te beschermen”. Het zou, zo luidt het, een les zijn uit het verleden: Duitsland heeft geleerd dat “rechts-extremisme moet worden gestopt”. Maar wie de feiten onder ogen ziet, ziet iets heel anders: een gevaarlijk precedent waarbij electorale oppositie wordt gecriminaliseerd onder het mom van democratische zelfbescherming. De geschiedenis wordt daarbij op selectieve wijze ingezet — en soms zelfs verdraaid. 1. De juridische drempel voor een partijverbod ligt extreem hoog
Het Duitse grondwetsartikel 21 biedt weliswaar de mogelijkheid om partijen te verbieden die de ‘vrije democratische basisorde’ willen ondermijnen, maar dit is in de praktijk vrijwel onmogelijk gebleken. Slechts één partij, de Sozialistische Reichspartei (SRP), werd in 1952 succesvol verboden. De poging om de NPD (Nationaldemokratische Partei Deutschlands) te verbieden strandde in 2003 wegens infiltratie door informanten van de staat (V-Leute), en opnieuw in 2017 omdat de partij “weliswaar anti-constitutionele doelstellingen had, maar geen werkelijke kans had om die doelen te realiseren”[1].
• Vertegenwoordigd in álle Duitse deelstaatparlementen.
• In sommige deelstaten de grootste partij in de peilingen.
• Verankerd in het politieke landschap met miljoenen kiezers.
Een verbod op een dergelijke partij is dus géén juridische reflex, maar een politieke keuze — met explosieve implicaties voor het vertrouwen in de democratische instituties.
2. Het idee dat de rechter volledig ‘onafhankelijk’ oordeelt is wishful thinking
Hoewel de Bundesverfassungsgericht (Duitse constitutionele hof) onafhankelijk is in haar uitspraken, worden de rechters benoemd door de Bondsdag en Bondsraad — beide politieke organen. De verleiding om een juridische route te kiezen wanneer electorale middelen tekortschieten, is niet nieuw in Duitsland. De AfD wordt al sinds 2021 gedeeltelijk als “verdacht geval” aangemerkt door het Bundesamt für Verfassungsschutz (BfV), een administratieve dienst, geen gerechtshof[2].
Het risico is reëel dat juridische uitspraken worden ervaren als instrumenteel, politiek gekleurd, en zelfs repressief — vooral als deze worden gebruikt om electorale winnaars uit te schakelen.
3. Een democratie die politieke concurrentie uitbant, verliest haar legitimiteit
De kern van
democratie is het toelaten van pluralisme, ook als dat ongemakkelijk is. Als miljoenen Duitsers — vaak uit de voormalige DDR — bewust stemmen op een partij als de AfD, is het de taak van de gevestigde orde om deze kiezers serieus te nemen, niet om hun voorkeuren juridisch buiten spel te zetten.
Het verbieden van de AfD zou:
• De politieke kloof tussen burger en elite verder vergroten.
• Radicale sentimenten versterken, niet indammen.
• De geloofwaardigheid van het Duitse systeem ernstig ondermijnen.
4. Nationalisme is niet per definitie rechts-extremisme
De regering beroept zich op het historisch argument dat “rechts-extremisme” moet worden gestopt om herhaling van 1933 te voorkomen. Maar deze framing is historisch simplistisch. De NSDAP — voluit de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij — was geen klassieke ‘rechtse’ beweging, maar combineerde extreem nationalisme met uitgesproken linkse sociaal-economische standpunten[3]. Het partijprogramma van 1920 bepleitte onder meer:
• Nationalisatie van grote bedrijven,
• Afschaffing van rente op kapitaal,
• Landhervormingen en herverdeling van winsten.
De partij wortelde mede in de arbeidersklasse en concurreerde met de communisten. De les van 1933 is dus niet dat rechts-nationalistische partijen verboden moeten worden, maar dat autoritaire stromingen — van links of rechts — moeten worden bestreden door sterke instituties en publieke debat, niet door repressie.
5. Wie vrijheid wil verdedigen, moet ook onwelgevallige stemmen toestaan
Een democratie mag partijen bekritiseren, bevragen, ontmaskeren — maar niet wegprocederen. Het in gang zetten van een verbodsprocedure tegen de AfD, op het moment dat die in veel peilingen de grootste partij is, ruikt niet naar bescherming van de democratie, maar naar bescherming van de status quo.
Wie echt gelooft in de kracht van het vrije woord, de werking van het parlement, en het oordeel van de kiezer, doet er goed aan de AfD te bestrijden met argumenten — niet met verboden.
Voetnoten:
[1] Bundesverfassungsgericht (2017): Judgment 2 BvB 1/13 – Verbot der NPD.
[2] Bundesamt für Verfassungsschutz (BfV): „Verfassungsschutzbericht 2023“.
[3] Voegelin, Eric (1952): The Political Religions. Zie ook: Friedrich, Carl J. (1957): Totalitarian Dictatorship and Autocracy.