De staatsman als acteur

Geen categoriejun 13 2013, 7:00
Wesselings biografie van Charles de Gaulle is verplicht leesvoer voor studenten van staatsmanschap.
De Nederlandse historicus H. L. Wesseling combineert een grote kennis van de moderne Franse geschiedenis met een prettige schrijfstijl die zijn werk ook voor een breder publiek toegankelijk maakt. Ik verheugde me dan ook op zijn biografie van de grootste van alle naoorlogse Fransen, Charles de Gaulle. Het moet gezegd: De man die nee zei: Charles de Gaulle 1890-1970 stelt niet teleur. Een rijkdom aan details is in dit boek gekoppeld aan een indrukwekkend brede visie.
Het verhaal van De Gaulle is het verhaal van het Frankrijk van de twintigste eeuw, een land dat na een reeks hele en halve militaire nederlagen op zoek gaat naar veiligheid. Het is ook een verhaal over verlies aan status en groeiende onzekerheid over de eigen positie in een snel veranderende wereld. Vrij naar de beroemde uitspraak van Dean Acheson, de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken: Frankrijk verloor een wereldrijk en had daarna moeite een nieuwe rol voor zichzelf te vinden. Daarin stond het overigens niet alleen. Hetzelfde gold voor het Verenigd Koninkrijk, waarover Achesons uitspraak in 1962 ("Great Britain has lost an Empire and has not yet found a role") in werkelijkheid ging – en voor Nederland, waar volgens Drees na het verlies van ‘ons Indië’ velen het gevoel hadden dat "de adem van grootheid was geweken". Het Franse probleem was dus bepaald niet uniek. Maar de manier waarop De Gaulle ermee omging was dat wel.
Enerzijds begreep de generaal al snel dat er in de naoorlogse verhoudingen maar één supermacht zou overblijven, namelijk de Verenigde Staten. Frankrijks rol op het hoogste plan zou een veel beperktere zijn, niet in de laatste plaats omdat ook het proces van dekolonisatie volgens hem niet te stoppen zou zijn. Anderzijds meende De Gaulle dat het een land als Frankrijk niet zou passen definitief een rol op het tweede plan te accepteren. De oplossing die hij zou kiezen was even verrassend als effectief: theater. Hij tilde zijn land op naar het eerste plan door zich groter voor te doen dan de omstandigheden strikt gesproken rechtvaardigden (het feit dat hij door zijn bovengemiddelde lengte boven zijn tijdgenoten uittorende, hielp daarbij ongetwijfeld). Wesseling citeert in het boek een bekende uitspraak van De Gaulle waarin hij zijn methode toelicht: "Je suis sur une scène de théâtre (...), je fais semblant d’y croire. Je fais croire (...) que la France est un grand pays (...). C’est une illusion perpétuelle." Deze eeuwige illusie van het grote Frankrijk in stand te houden was De Gaulles levenswerk.
Critici noemden de Franse president pompeus, soms zelfs op het krankzinnige af – je moet immers maar durven om in de achtertuin van de Amerikanen een vurig pleidooi te houden tegen Amerikaanse almacht en voor een vrij Franstalig (lees: Frans) Quebec. Maar het was theater met een duidelijk doel: de Franse plek in het naoorlogs concert van leidende staten bevestigen. Vrijwel al zijn grote politieke besluiten dienden dat doel. Het nastreven van een eigen Franse atoombom was bijvoorbeeld strikt militair gesproken nutteloos, maar hielp wel om Frankrijk een plek te geven in het exclusieve gezelschap van landen met een eigen kernwapenarsenaal. Niet voor niets begroette hij de mededeling dat Franse wetenschappers een geslaagde kernproef hadden uitgevoerd op het atol Mururoa met de juichende mededeling dat dit "de samenvatting [vormt] van alles wat wij sinds 26 jaar hebben proberen te doen". Frankrijk telde weer mee, met dank aan de ‘pouvoir égalisateure de l’atome’.
In de politieke wetenschap wil men De Gaulle wel als een voorbeeld zien van de belichaming van de typisch moderne raison d’etat. Nu geloofde hij inderdaad niet in eeuwige vriendschappen tussen staten. Sterker nog, staten hoorden volgens hem sowieso geen vriendschappen te onderhouden: "Een staat die de naam waard is, heeft geen vrienden." Maar zijn opvatting over het staatsmanschap heeft uiteindelijk meer weg van het klassieke ideaal van de staatsman zoals Plato dat schetst in de Gorgias en de Wetten: staatsmanschap als 'zorg voor de ziel' – zij het dan niet zoals bij Plato die van individuele vrije burgers maar de ziel van het Franse volk in zijn geheel. Het verlies van het referendum van 1969, toen het Franse volk besloot dat ‘tien jaar wel genoeg was’, leek een pijnlijk sluitstuk van De Gaulles presidentiële loopbaan. Men zou het echter ook als zijn ultieme triomf kunnen zien. Frankrijk had inmiddels zoveel zelfvertrouwen dat het ook wel zonder hem kon. Een groter compliment kan een volk zijn leider niet maken.
H.L. Wesseling, De man die nee zei: Charles de Gaulle, 1890-1970 Prometheus/Bert Bakker Amsterdam, 2013 (paperback editie)
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten