Toen acteur Jeremy Renner onder het staal van zijn
sneeuwploeg terechtkwam, zijn oog uit zijn oogkas lag en zijn ledematen tot
gruis werden vermalen, barstte er meer uiteen dan zijn leven. Voordat ik recentelijk
over zijn verhaal en memoires My Next Breath hoorde, had ik overigens geen
idee wie hij was. Ik was zo onder de indruk van zijn bijna-doodervaring dat ik
er meer over moest weten. Zoals zovelen die een bijna-doodervaring hebben
gehad, veranderde hij. Zijn kernboodschap? Het enige wat je meeneemt als je
doodgaat, is liefde. In zijn memoires beschrijft Jeremy Renner niet alleen zijn
fysieke trauma op die bewuste nieuwjaarsdag en erna, maar vooral zijn
hernieuwde filosofisch schisma. De acteur die miljoenen verdient aan heldendom,
is ineens nietig. Een mens die met zijn eigen breekbaarheid wordt geconfronteerd.
Wat overblijft, is geen religieus-dogmatische openbaring of Hollywoodsprookje,
maar liefde als enige residu van het bestaan.
Renner schrijft over zijn bijna-doodervaring, niet als
zoetsappig zelfhulpboek met een te Amerikaans karakter, maar als ontologische
reductie. Alles wat niet essentieel is, wordt gekaapt door pijn, doodsangst en
de afbrokkeling van zijn identiteit. Renner hoort in het moment zijn botten
breken. Hij ziet zijn linkeroog uit zijn gezicht steken. Hij ademt met moeite,
met tussenpozen die de grens tussen zijn en niet-zijn vervagen. In dat
niemandsland waarin al zijn opgebouwde branding, applaus of prestige niks meer
waard zijn, erkent hij dat relaties, liefde en verbinding het enige is dat telt.
Liefde is niet het resultaat van een goede afloop
In zijn memoires maakt Renner duidelijk dat liefde niet over
sentimentele romantiek gaat, maar een basale levenskracht is. Een existentieel
draagvlak. Hij noemt het de enige realiteit die hij kan voelen terwijl zijn
lichaam faalt. Dat maakt zijn inzicht fundamenteel: liefde is niet het
resultaat van een goede afloop. Het is dat wat zelfs in de afgrond nog een brug
slaat. Dat wat de mens fundeert, laat zich niet reduceren tot rationele
verklaringen of politieke systemen.
Neem Heidegger. Die sprak over de Seinsvergessenheit,
het vergeten van het zijn. Nu zouden we kunnen spreken van een Liebesvergessenheit:
het vergeten van liefde als fundament van het bestaan. Renner werd
teruggeworpen op de grens waar taal bezwijkt. Waar het ego implodeert. Juist zo
– niet middels een retreat of film – vat hij de radicale betekenis van
verbondenheid.
Zijn boek is een verslag van een ervaringsdeskundige die de
grens is overgegaan. Hij komt terug met een diepe waarheid die veel
mensen maar
ongemakkelijk vinden. Wat zegt het over ons dat we zulke waarheden alleen
durven te omarmen als ze verpakt worden in overlevingsverhalen? Waarom hebben
we een gebroken lichaam nodig om de verborgen dimensies van ons bewustzijn serieus
te nemen? De ontologische reductie die Renner heeft doorgemaakt, zou in elk
moment van stilte, verlies en eerlijkheid kunnen schuilgaan. Maar in ons
dagelijkse leven vullen we die momenten liever op met ruis – digitaal, sociaal
en commercieel. Zo hopen we de (af)grond niet te hoeven voelen.
Oerspanning tussen systeem en menselijkheid
De meeste zaken interesseren Renner inmiddels niet meer. Bijvoorbeeld
slechte recensies, publieke opinie, of online gezeik. Wat ertoe doet, is de
liefde tussen mensen. Oppervlakkigheid wordt overgewaardeerd en de intermenselijke
ontmoetingen ondergewaardeerd. Dat maakt Renners boek onbedoeld tot een
manifest. Niet in een partijpolitieke zin, maar in de oerspanning tussen
systeem en menselijkheid.
In een tijd van technocratie, cultuurstrijd en onthechting
is zijn conclusie dat liefde geen bijzaak is essentieel. Liefde is niet het
decor van het leven, maar de kern. Alles wat daar niet aan meewerkt, of het
ideologie is, marktwerking, of de prestatiemaatschappij, is bijzaak. Regelmatig
is dat zelfs destructief. We zouden zijn ervaring kunnen lezen als een hedendaagse
katabasis. Een afdaling naar het dodenrijk zoals Orpheus, Dante of Odysseus die
hebben doorgemaakt.
In tegenstelling tot de klassieke held keert Renner niet
terug met kennis, macht of status. Hij komt terug met iets wat in onze tijd als
bijzaak in plaats van hoofdzaak wordt gezien, namelijk kwetsbaarheid. Zijn
diagnose van onze wereld waarin hard-zijn wordt verward met kracht en liefde
met naïviteit is een schot in de roos.
Herijking van het hier-en-nu
Renner’s ervaring is in lijn met de ervaringen van anderen.
Neem neurochirurg Eben Alexander. Ooit uitgesproken materialist. Na een coma
van zeven dagen door een hersenvliesontsteking keert hij terug met de stellige
overtuiging dat bewustzijn niet in de hersenen schuilt. Dat liefde de grondstof
is van de werkelijkheid zelf.
Of cardioloog Pim van Lommel. Hij heeft duizenden
reanimatiepatiënten onderzocht. Hij komt tot de conclusie dat het bewustzijn
vaak onafhankelijk van het brein lijkt te functioneren. Wat overblijft, ook in
deze getuigenissen, is het inzicht dat liefde in de zin van radicale
verbondenheid geen gevolg is van overleven, maar juist een voorwaarde.
Zelfs in wetenschappelijke studies zoals van de Amerikaanse
psychiater Bruce Greyson, pionier op het gebied van bijna-doodonderzoek, blijkt
dat mensen met dergelijke ervaringen, fundamenteel veranderen. Ze hechten
minder aan materie. Ze worden empathischer en raken hun angst voor de
dood
kwijt. Wat ze terugbrengen uit de leegte, is geen bewijs voor het hiernamaals,
maar een herijking van het hier-en-nu. Ook hier geldt dat reductie liefde als
residu aan het licht brengt.
Een andere casus is het verhaal van Mary Neal. Een
orthopedisch chirurg die tijdens een kajakongeval minutenlang klinisch dood is.
Ze rapporteert een ervaring van intense liefde en acceptatie. Een bewustzijn
dat haar in haar totaliteit omvat. Niet om wat voor prestatie dan ook, maar
puur op basis van zijn. Haar kijk op het leven verandert erna grondig. Het
leven is niet iets waar ze controle over moet hebben. Het is een reeks relaties
die geleefd moeten worden. Ook zij komt tot dezelfde conclusie: de enige blijvende
substantie in de vloeibare werkelijkheid is liefde.
Erkenning van de ander als fundament, niet als optie
Terug naar Renner’s vragen. Bijvoorbeeld: hoeveel van ons
leven is ballast? Wat in ons leven houdt stand als we worden gereduceerd tot de
dood? Wie blijft er over als ons lichaam niet meer werkt, onze status wegvalt
en stem zwijgt? Dit soort vragen zou de leidraad van elke politieke,
economische en morele discussie kunnen zijn. Kudos voor de filosofisch
ingestelde leiders van vandaag de dag.
Hoe dan ook, we hebben geen tekort aan kennis, meningen of (technische)
vooruitgang. We hebben een schrijnend tekort aan liefde. Aan erkenning van de
ander als fundament, niet als optie. Dat is de diepgang van Renner’s getuigenis.
Hij heeft het overleefd dankzij verbondenheid, ook met een uitgebreid medisch
team dat hem weer aan elkaar lapte. Dat maakt zijn verhaal universeel. It takes
a village, is immers het gezegde.
Ik vind dat we bijna-doodervaringen serieus kunnen nemen om
ervan te leren. Om onze levensstijl veel meer aan reductie te onderwerpen. Niet
alleen omdat de maatschappij er baat bij heeft, maar omdat het inmiddels existentieel
begint te worden. Deze tijd wordt gekenmerkt door een structurele
desensitisatie –
politiek, digitaal en relationeel.
Dus bang voor liefde? Liefde kan mensen ontwapenen. Wie
weigert lief te hebben, leeft in de schaduw van de dood. Voor je het weet,
slaat die schaduw over in een doodscultus. Wees gewaarschuwd.