In het Westen is kritiek op religie meestal geen probleem meer. Christendom, jodendom, hindoeïsme—alle zijn onderwerp van debat en satire. Maar zodra het over de islam gaat, wordt de sfeer snel grimmiger. Islamkritiek is niet alleen controversieel, maar soms zelfs levensgevaarlijk, zoals de moorden op Theo van Gogh, Samuel Paty en de fatwa tegen Salman Rushdie laten zien. Ook wie niet fysiek bedreigd wordt, loopt het risico te worden weggezet als racist of islamofoob. Toch zijn er ook in Nederland mensen geweest die deze risico’s niet uit de weg gingen. Opvallend genoeg kwamen veel van hen uit liberale hoek—de VVD en afsplitsingen daarvan. Deze bijdrage bespreekt vier prominente liberale islamcritici:
Frits Bolkestein,
Ayaan Hirsi Ali,
Geert Wilders en Keyvan Shahbazi.
Frits Bolkestein: het begin van de politieke islamkritiek
In 1991 schreef VVD-leider Frits Bolkestein een baanbrekend opiniestuk in de Volkskrant waarin hij pleitte voor een “grote discussie” over integratie, en daarin ook stevige kritiek uitte op de islam. Hij zag dat fundamentele waarden van de Verlichting—scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid, non-discriminatie—onder druk kwamen te staan door de opkomst van islamitische gemeenschappen in Europa.
Bolkestein stelde dat de islam, zoals die in veel landen wordt beleefd, slecht verenigbaar is met deze westerse kernwaarden. Hij wees op voorbeelden als de fatwa tegen Salman Rushdie en gewelddadige uitspraken op religieuze zenders. Zijn pleidooi: integratie met behoud van universele westerse waarden, zonder concessies.
De reactie was heftig. Politici van links tot rechts verweten hem arrogantie, stigmatisering en zelfs racisme. Hoewel Bolkestein het publieke debat had opgeschud, volgde er binnen zijn eigen partij weinig steun of vervolg op zijn kritiek.
Ayaan Hirsi Ali: de ervaringsdeskundige
Na 9/11 kreeg de islamkritiek wereldwijd hernieuwde aandacht. In Nederland stond ineens Ayaan Hirsi Ali op: een gevluchte Somalische vrouw, slachtoffer van vrouwenbesnijdenis, die in 2002 voor de VVD de Kamer in ging. Haar islamkritiek kreeg extra gewicht omdat ze sprak vanuit eigen ervaring.
In haar beroemde Trouw-artikel “Gun ons een Voltaire” vroeg ze om dezelfde ruimte voor religiekritiek binnen de islam als het Westen zichzelf al eeuwenlang gunt. In de film Submission, die ze maakte met Theo van Gogh, bekritiseerde ze de positie van vrouwen binnen de islam. Kort daarna werd Van Gogh vermoord door een geradicaliseerde moslim. Hirsi Ali leefde daarna onder zware beveiliging en vertrok uiteindelijk naar de VS.
Net als bij Bolkestein bleef de partij waarin ze opereerde, de VVD, op afstand. Haar boodschap kreeg wereldwijd aandacht, maar in Nederland hield het op. Islamkritiek binnen de mainstream politiek bleef te riskant.
Geert Wilders: de radicale voortzetting
Dat veranderde 2004. In 2004 verliet Geert Wilders de VVD na onenigheid over de toetreding van Turkije tot de EU. Hij begon voor zichzelf, en richtte in 2006 de PVV op. Waar Bolkestein en Hirsi Ali nog spraken over een hervorming of modernisering van de islam, nam Wilders een veel radicaler standpunt in: de islam zelf is het probleem.
Hij riep op tot het verbieden van de Koran, het sluiten van moskeeën, en het stoppen van immigratie uit islamitische landen. Daarmee verschoof het debat van kritiek op islam naar verzet tegen islam. De reactie was voorspelbaar: jihadistische bedreigingen én totale uitsluiting van het politieke establishment.
Wilders werd en wordt streng beveiligd, is onderwerp van rechtszaken, en wordt vaak weggezet als populist of racist. Toch houdt hij zijn standpunt al twintig jaar vol.
Keyvan Shahbazi: de intellectuele opvolger?
Recent voegde de Iraans-Nederlandse psycholoog Keyvan Shahbazi zich bij dit rijtje door de aanbieding van zijn boek aan Dilan Yeşilgöz-Zegerius, partijleider van de VVD. Een herleving van de lijn Bolkestein en Hirsi Ali in de VVD? In zijn boek De prijs van vrijheid (2025) rekent hij af met de islam als religie en ideologie. Hij schrijft: “Ik ben woedend op de zuivere islam, de profeet Mohammed en de kwaadaardige Koranische ideeën.”
Shahbazi grijpt terug op zijn jeugd onder het regime van ayatollah Khomeini. De Iraanse revolutie van 1979, eerst gevierd als bevrijding, veranderde al snel in een religieuze dictatuur. Die ervaring vormt de basis voor zijn afkeer van de islam.
Opmerkelijk is dat Shahbazi zich afzet tegen Wilders, wiens partij hij “doelloos populistisch” noemt. Maar wie hun teksten naast elkaar legt, ziet vooral overeenkomsten. Beiden houden de islam als geheel verantwoordelijk voor geweld en onderdrukking. Beiden waarschuwen voor de “fantasiereligie” die in het Westen wordt toegeschreven aan gematigde moslims. Shahbazi noemt dat “supermarkt-islam”.
De vergeten voorgeschiedenis
Wat Shahbazi echter mist, is een besef van zijn eigen voorgangers. In zijn boek noemt hij Hirsi Ali verkeerd gespeld “Hirshi Ali” en verwijst hij niet naar het werk van Wilders of andere islamcritici. Ook zijn analyse van de islam lijkt eerder ingegeven door persoonlijke woede dan door systematische studie van religie of theologie.
Zijn kritiek is rauw, confronterend en stilistisch sterk, maar mist soms de diepgang die nodig is om het politieke en theologische debat echt verder te helpen. Bovendien lijkt Shahbazi zijn boodschap sociaal acceptabel te willen houden voor zijn omgeving—overheid, media, adviesfuncties—door afstand te nemen van de PVV-leider, ondanks de inhoudelijke overeenkomsten.
Het probleem met liberale islamkritiek
Wat zal de toekomst zijn van islamkritiek in politieke kringen? Wat deze vier figuren gemeen hebben, is dat hun islamkritiek niet alleen op inhoudelijke bezwaren stuitte, maar vooral op twee krachtige reacties: (1) jihadistisch geweld en (2) morele veroordeling vanuit de progressieve elite. Wie de islam bekritiseert, loopt gevaar én wordt maatschappelijk buitengesloten. Die combinatie is dodelijk voor een open debat. Die combinatie bemoeilijkt al decennia lang een echt kritisch gesprek over de islam.
Bolkestein stopte na zijn eerste uitlatingen in 1991. Hirsi Ali vertrok in 2006. Wilders is verbannen tot een politieke zijlijn. En Shahbazi, hoewel hij in woorden Wilders’ lijn volgt, houdt formeel afstand om in de mainstream te kunnen blijven opereren.
Daarmee is de politieke islamkritiek in Nederland vrijwel volledig stilgevallen.
Is dat erg?
Ja, want de vragen die Bolkestein in 1991 al stelde, zijn nog steeds actueel: hoe verhoudt de islam zich tot de westerse waarden van vrijheid, gelijkheid en democratie? Hoe voorkomen we dat religieuze intolerantie onze rechtsstaat ondermijnt?
Dat debat vraagt om politieke moed. Alleen intellectuelen of schrijvers zijn onvoldoende om verandering te bewerkstelligen. Juist binnen het parlement, in wetgeving en beleid, moeten deze kwesties bespreekbaar zijn.
Maar zolang islamkritiek wordt afgestraft met uitsluiting of erger, is echte discussie onmogelijk. En zolang figuren als Shahbazi hun werk presenteren als nieuw, zonder de geschiedenis te erkennen waarin ze staan, ontbreekt het aan continuïteit, reflectie en gezamenlijke strategie.
Paul Cliteur is de auteur van Het monotheïstisch dilemma: of de theologie van het terrorisme (2010): https://ap.lc/7bkg9