De Nederlandse televisiekomiek Arjen Lubach veroorzaakte onlangs
opschudding door een uitspraak die hij deed tijdens een radioprogramma. Hij werd geïnterviewd door een christelijke interviewer,
Stefan Paas, die hem de vraag voorlegde waarom Lubach wel grappen maakte
over het christendom, maar niet over de islam. Lubach zei: “Als ik nu Mohammed-cartoons laat zien dan moet ik
verhuizen (…). En de rest van mijn leven moeten politieagenten om mij heen
komen wonen. Sorry maar dat heb ik er niet voor over.”
Ondanks het zichtbare ongemak bij zowel de geïnterviewde als de
interviewer over de vraag, werd het antwoord van Lubach al snel luchtig
weggepraat. “Liever een levende hond dan een dode leeuw”, constateerde
interviewer Paas.
Jezus-cartoons geen probleem, Mohammed-cartoons wel
Met de onthulling van Lubach werd een levensgroot probleem op
tafel gelegd. Het probleem is: “Jezus-cartoons” kunnen worden gemaakt zonder
consequenties voor de maker, maar Mohammed-cartoons niet. Althans niet als de
maker niet voor de rest van zijn leven in een cordon van beveiligers wil
doorbrengen.
Dat betekent dus in feite dat de islam als mogelijk object van
satire wordt gemeden. Niet alleen door Lubach overigens. Satirische kritiek
door middel van grappen en cartoons richt zich op christendom, jodendom of
welke andere religie ook maar.
Is dat erg? Of valt hiermee te leven? Lubach en Paas lieten het
onderwerp snel voor wat het was en beschouwden het kennelijke taboe op
islamkritiek of islamsatire als min of meer ongemakkelijk, maar niet
onacceptabel. Toch is het vraag of we hierin mogen berusten. Laten we eerst
eens bezien of het waar is wat Lubach constateerde, namelijk dat het publiceren
van Mohammed-cartoons de maker ervan voor de rest van zijn leven tot een
bewakingsregiem veroordeelt. Is dat waar?
Dat is wel waar. Paas en Lubach noemden de olifant in de kamer
niet, want het is in Nederland gebruikelijk niet te spreken over de precaire
toestand van de leider van de grootste politieke partij van Nederland in de
Tweede Kamer, namelijk Geert Wilders. Wilders verkeert al decennia lang in het
zwaarste beveiligingsregiem dat Nederland iemand kan bieden. Waarom? Omdat hij
in 2018 een cartoonwedstrijd had georganiseerd op basis waarvan in Pakistan tot
zijn dood
wordt
opgeroepen en zelfs moordenaars op pad gaan om dat
vonnis
ten
uitvoer te leggen. De “politieagenten”
(Lubach) zullen Wilders naar alle waarschijnlijkheid inderdaad levenslang
begeleiden.
Na de moord op Theo van Gogh in 2004 werd in 2005, middels de
Deense cartoonaffaire, duidelijk dat “cartoons” hoogst gevoelig liggen in de
islamitische wereld. In 2015 werd nog de gehele redactie van Charlie Hebdo
uitgemoord vanwege het publiceren van Mohammed-cartoons en in 2020 werd een
Franse leraar, Samuel Paty, onthoofd in Parijs, omdat hij enkele Charlie
Hebdo-cartoons in zijn klas tijdens de les maatschappijleer (education
morale en civique) had laten zien. Niet alleen het maken van een
Mohammed-cartoon levert dus moord en doodslag op, ook het tonen daarvan,
zoals Lubach heel goed aanvoelde.
Jihadistisch theoterrorisme als focus, niet moslims, niet de
islam Laten we nu proberen deze gewelddadige praktijk van de
onthoofders in een context te plaatsen. Het aanbrengen van die context is
noodzakelijk om het onderwerp uit de taboesfeer te halen. Want daarin verkeert
het. Dat ongemak is overduidelijk tijdens het gesprek tussen Lubach en Paas.
Beiden zitten met het onderwerp in hun maag en dat verklaart de ongemakkelijke
conversatie. Paas heeft als christen enig ongenoegen over het feit dat Lubach
alleen het christendom van satirische kritiek voorziet en de islam uitsluit van
kritiek. Lubach vindt dat zelf ook wel ongepast. Maar hij kan niet anders: hij
wil liever zijn hoofd op zijn romp houden. En Paas begrijpt dat dan weer:
immers liever een levende hond dan een dode leeuw, zoals Paas zei.
Wat ook ongemak veroorzaakte ten aanzien van het onderwerp, is
dat in progressieve kringen (waarin zowel interviewer als geïnterviewde
verkeren) het als ongepast wordt beschouwd dit onderwerp te bespreken. Waarom?
Omdat de suggestie voorligt dat “de islam” hier het probleem vormt. En dat is
een taboe. “De islam” wordt gezien als een godsdienst van de “minderheid” van
islamitische migranten en progressieve mensen bekritiseren niet graag “de
religie van de zwakkeren” (La religion des faibles, Birnbaum 2018).
Maar is het nodig de islam te kritiseren? Wat ik nu wil
laten zien, is dat niet zo nodig is. Men kan een veel preciezere manier kiezen
voor het benaderen van dit probleem. Daarbij richt de aandacht zich niet op de
meerderheid van de moslims. Niet op “de islam” in zijn algemeenheid. Maar op
een zeer specifieke interpretatie van de islam door een kleine groep, niettemin
een groep die aandacht en vooral bestrijding verdient. Ik doel op de groep van jihadistische
theoterroristen.
De elementen van het jihadistisch theoterrorisme
Laten we eerst de aandacht richten op het
jihadisme. In
Le
jihadisme Français (2020) gaat Hugo Michon
in op de achtergrond van het moderne jihadisme (p. 36). Een belangrijke
organisatie is Al-Qaida. Al-Qaida pretendeert de gemeenschap van de gelovige
moslims (oumma) te verdedigen tegen de verderfelijke invloed van het
Westen. Streven is het inrichten van een islamitische staat op basis van
islamitische principes zonder enige concessie aan de nationale rechtsorde van
landen in het Westen. Ook westerse landen dienen zich te conformeren aan het
islamitische recht (sharia) met een doodstraf voor elke belediging van
de islam of de Profeet. Tegen godslasteraars of afvalligen dient een “heilige
strijd” (jihad) te worden gevoerd.
Dan
terrorisme. Het terrorisme houdt in dat men geweld
geoorloofd acht voor het realiseren van de doelstellingen van het jihadistisch
theoterrorisme. Centraal staat het “aanjagen van vrees”, waarvoor doorgaans
geweld wordt gebruikt. Terrorisme wil zeggen (i) het gebruiken van geweld en
(ii) het dreigen met geweld om de “sociale structuren van een land of een
internationale organisatie
ernstig
te ontwrichten of te vernietigen”.Nu het laatste deel: theoterrorisme. Terrorisme kan als
taktiek worden gebruikt voor vele doelen. Er zijn ook heel veel terroristische
actoren en groeperingen geweest zonder enige religieuze grondslag (de Franse
revolutionairen ten tijde van de terreur, de Baader-Meinhof groep in Duitsland).
Maar waarmee we tegenwoordig worden geconfronteerd is met een vorm van
terrorisme waarbij de daders zich beroepen op hun godsdienstige, meer specifiek
islamitisch-godsdienstige, overtuiging. Zij zien hun “jihad” als een
“goddelijke opdracht”. Vandaar theoterrorisme (theos=God).
Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, was een
jihadistisch theoterrorist. De aanslagplegers op de redactie van Charlie Hebdo,
de broers Kouachi, waren jihadistische theoterroristen. De man die Samuel Paty
onthoofdde,
Abdoullakh Anzorov, was een jihadistische theoterrorist.
Jihadistisch theoterrorisme is dus het probleem.
Is jihadistisch theoterrorisme een groot probleem?
Is dit theoterrorisme een groot probleem? De eerste
manifestatie hiervan in Nederland was de moord op Theo van Gogh. Inmiddels al
meer dan 20 jaar geleden. Hoewel de hoeveelheid slachtoffers relatief gering is
(Van Gogh, Wilders) blijken de effecten van deze vorm van terrorisme enorm.
Zoals blijkt uit de opmerking van Lubach: iedereen weet wat het gevaar is van
de Mohammed-cartoons. Geen redacteur zal ze plaatsen in de krant. Geen
cabaretier zal zich riskante grappen over de islam veroorloven. In feite is van
alle godsdiensten één godsdienst uitgezonderd, namelijk de islam. Het
verontrustende aan het jihadistisch theoterrorisme is het succes. Want laten we
eerlijk zijn, vanuit het terroristisch perspectief bekeken is het gewoon
succevol. Salman Rushdie loopt gehandicapt rond. Ayaan Hirsi Ali is Nederland
min of meer uitgejaagd. Theo van Gogh is dood. De Nederlandse staat maakt
gigantische kosten voor de beveiliging van Wilders. En Lubach legt zich
zelfcensuur op, zoals hij nu 20 jaar na de moord op Van Gogh openlijk heeft
toegegeven.
Het zou dus goed zijn dat meer bewustzijn kwam over de gevaren
van het jihadistisch theoterrorisme. De premier dient dit ook te bespreken met
de jonge moslims
waarmee
hij gesprekken voert. En dan kan het volgende
het uitgangspunt zijn. Allereerst: niet de gehele islam is het probleem. Als
tweede: niet de gewone moslims zijn het probleem. Het probleem is een
terroristische interpretatie van de islam. Van die terroristische interpretatie
hebben niet alleen de slachtoffers van dat terrorisme last, maar ook de gewone
moslims, ook de islam in zijn algemeenheid.
Op die manier wordt een probleem bespreekbaar gemaakt waar Paas
en Lubach een beetje voor wegliepen.
Paul Cliteur is de schrijver van
The Secular Outlook: A Defense of Moral
and Political Secularism (2010):
https://t1p.de/qu4if