De paradox van onze tijd laat zich samenvatten in: overal
wifi, nergens verbinding. Want jawel, we communiceren onafgebroken, maar
verstaan elkaar steeds minder. Dit komt omdat dezelfde begrippen andere
associaties opwekken per groep. Concepten als feminisme, duurzaamheid, islam en
LGBTQ, werken intussen door in bijna alle gesprekken, maar zijn politiek
geladen en hebben per groep een andere betekenis. Deze kloof komt niet uit de lucht vallen, maar is doelbewust
gegraven door wat ik hier – met alle nuance die dit begrip verdient – benoem
als
cultuurmarxisme. Niet de
ouderwetse hamer-en-sikkel-variant, maar een fusie van ideeën die de Westerse
beschaving uiteentrekt langs morele breuklijnen.
Laat me bij het begin beginnen. Toen Karl Marx de arbeider
tot revolutionair subject verhief, rekende hij op economische ellende om het
vuur aan te wakkeren. Maar kijk om u heen: grootstedelijke hipsters nippen aan
hun havermoutcappuccino’s terwijl hun smartwatch pulseert met
dopamine-meldingen. De arbeider zit in synthetische sportkleding te wachten op
zijn thuisbezorgdienst. Een heroïsche slavenopstand à la Spartacus is tegen
deze achtergrond ondenkbaar. Om de toorts van de revolutie brandende te houden,
verlegden de intellectuelen van de Frankfurter Schule – Adorno, Marcuse,
Horkheimer – het strijdtoneel van de fabriek naar de cultuursector. Marxisme
werd niet meer verspreid door de macht te grijpen over de productiemiddelen,
maar door het monopoliseren van betekenisgeving.
Daarom ligt de frontlinie vandaag in het afkaderen van taal.
Zéér rekbare begrippen zoals ‘safe spaces’, ‘inclusie’, ‘diversiteit’ en
‘duurzaamheid’ worden overal gebruikt om beleid door te drukken en wie deze
concepten definieert, heeft de macht over onze cultuur. Die taalstrijd is dus
het instrumentarium van de deughegemonie.
Woorden krijgen nieuwe betekenissen toegekend zodat mensen
die ze uitspreken, zich voegen bij de morele karavaan. Neem een term als
“mensen van kleur”, die wordt gebezigd onder het mom van ‘inclusiviteit’,
terwijl deze groep iedereen bevat behalve de blanken, en dus alles behalve
inclusief is. De term suggereert dat mensen van Europese afkomst, kleurloze
zielen hebben. En precies op dezelfde manier worden ‘vrouwen’ geherdefinieerd
tot ‘personen met een baarmoeder’, ‘Zwarte Piet’ wordt opnieuw beschilderd en
het Rijksmuseum “
dekoloniseert”
zijn bordjes. Iedere taalwijziging lijkt klein, maar als je ze allemaal
samenneemt dan zie je een Rubiks kubus waarvan de kleuren nooit meer terugkeren
in de oorspronkelijke ordening.
Critici vragen: “Sid, overdrijf je niet? Is cultuurmarxisme
niet een rechtse spookterm?” Maar hetzelfde hoorde ik toen ik in 2019
waarschuwde voor
big-tech-censuur: men lachte. Inmiddels weet iedereen dat een enkel
screenshot een loopbaan kan verwoesten. De cancel-cultuur is geen mythe maar
een machtsinstrument. Zodra een idee buiten het goedgekeurde venster valt, gaat
het digitale schavot omlaag en begint de verstikkingsdood. Wat de deughegemonie
“maatschappelijk verantwoord” noemt, is in werkelijkheid
mentale kneveling.
Anders dan de dissidenten die achter het IJzeren Gordijn
gebukt gingen onder censuur, kan ondergetekende nog steeds de vingers over het
toetsenbord laten dansen. Desalniettemin voel ik dezelfde onderhuidse druk die
Václav Havel beschreef. Je schrijft een alinea, herleest de tekst en weet
direct dat HR-algoritmes en zoekmachines zekere uitspraken als ‘kwetsend’
zullen aanmerken. Dit is het
cultuurmarxisme in de praktijk: het is niet het pistool tegen de slaap, maar het
morele wurgkoord waarmee de keel wordt dichtgetrokken totdat er geen dissident
geluid meer ontsnapt.
De ernst van de situatie wordt helder weerspiegeld in de bron
van culturele legitimiteit: het onderwijs. Universiteiten – ooit
antagonistische arena’s waar botsende ideeën elkaar verbeterden – zijn
heringericht als ‘safe spaces’. Debatten zijn vervangen door consensuspanels en
analyses maken plaats voor sfeerimpressies. Studenten krijgen “trigger
warnings” bij Ovidius; docenten spreken van “problematische witheid” in
Shakespeare. Een beschaving die haar klassieken beschaamd wegmoffelt, snijdt de
band door met de cultuurbron die ‘authenticiteit’ überhaupt denkbaar maakt. Wie
canonieke denkers als Plato,
Machiavelli
en
Nietzsche
naast elkaar legt, stelt vast dat waarheid een mozaïek is, een spectrum
waarbinnen het individu zichzelf positioneert, en geen ‘imperialistische’
monoliet.
De gelijkheid van het cultuurmarxisme is de gelijkheid van
het bed van Procrustes: iedereen moet in hetzelfde ideologische mal passen,
desnoods met afgehouwen ledematen. Als je een democratisch debat aangaat, dan
is het idee dat de publieke zaak ermee gediend is door de kritiek van
tegenstanders mee te nemen in visies voor de toekomst. Maar dat model is nu
totaal kapotgemaakt, uitgehold en uitgebrand: oppositie – en dan bedoel ik:
oppositie die het cultuurmarxistische wereldbeeld resoluut afwijst – wordt enkel
nog gedoogd om de maatschappelijke woede te kanaliseren naar vormen die voor de
deughegemonie ongevaarlijk zijn.
Je stem uitbrengen is zoals
drukken op een lichtknopje waar geen bedrading achter zit.
Wie mijn werk volgt, weet dat ik pleit voor “de rechte rug”.
Het afschaffen van functies zoals “diversity officers” is via democratische weg
eigenlijk al niet meer te realiseren. Dit is zo omdat er vanuit media en
onderwijs een massapsychose plaatsvindt die op institutioneel en bureaucratisch
niveau verder wordt verdiept. Dus je moet ze eigenlijk maar gewoon weg
treiteren totdat ze uit eigen beweging stoppen met hun werk. Hetzelfde geldt
voor alle comités die deze propaganda pushen. Echter, zodra we ons serieus
proberen te verenigen of te organiseren, worden we vernietigd door de krachten
waarvoor we belasting betalen. Zodoende komen we uit bij clowns die door het
systeem worden gedoogd: die willen dat wij maaltijdboxen verkopen in plaats van
ons denkwerk te honoreren met een functie die daadwerkelijk toekomstperspectief
biedt.
In plaats van “diversity officers” hebben we eigenlijk “vrijheidscommissarissen”
nodig: mensen die hun carrière inzetten om uitersten met elkaar in gesprek te
brengen. Frisse lucht is een zinnig antwoord op dogmatisme. Maar laten we
elkaar niet voor de gek houden: we weten bij voorbaat dat deze
“vrijheidscommissarissen” worden uitgekleed tot een soort Jort Kelders en Lale
Guls die gaan gatekeepen om te voorkomen dat de diepere systeemkritiek wordt
aangeboord.
Tegenover zoveel overmacht kun je maar weinig doen. Kom je
in verzet, dan zal je bankrekening worden opgeheven en dat is slechts het begin
van alle ellende die over je heen rolt. Verzet je jezelf niet, dan is het de
druppel die steen uitholt: alle absurditeit en totalitaire dwangmaatregelen
gaan aanvoelen als ‘normaal’. In die situatie wordt verzet überhaupt
ondenkbaar. In feite hebben we niets meer dan een credo om in te brengen tegen
dit inhumane systeem: vrijheid van geweten, pers, vereniging. Die waarden zijn
niet “wit” maar universeel. Ze zijn beproefd met bloed, zweet en denkkracht –
ze hebben hun waarde bewezen en maakten de moderniteit mogelijk in Europa en
Amerika.
Eind deze maand zal ik 38 worden: precies op de helft van
mijn leven. En in de tweede helft zullen we te zien krijgen hoe West-Europa
zichzelf definitief in de afgrond stort. De afgrond waaruit er geen weg meer
terug is. Dat wat nu verloren gaat, gaat onomkeerbaar verloren.
Hierom besluit ik met Gramsci’s gevleugelde woorden:
“Pessimisme van het verstand, optimisme van de wil.” Met mijn verstand begrijp
ik hoe het vrije denken is verpletterd onder bureaucratie. Mijn hart huilt
vanwege alle emotionele chantage en cognitieve dissonantie die intussen
maatschappelijk zijn genormaliseerd. Toch is mijn wil optimistisch: elke keer
dat een burger opstaat, zijn rug strekt en zegt “Nee, ik denk zelf!”, breekt er
licht door het wolkendek van de verstikkende deugtaal. Cultuurmarxisme mag dan de
instituties hebben ingenomen – zolang er lezers zijn die dit essay tot hier
volgen is er een vonkje.
Hoop
is een te groot woord voor deze vonk: in ieder geval is er
haat tegen de deughegemonie.
Het liefst zou ik een beroep doen op vrijheid en verstand – dat
past ook het beste bij me – maar we weten allemaal dat zo’n pleidooi door de
mediamachine zal worden geridiculiseerd en genegeerd. Inhoudelijk debat
daarover zal door staatsgestuurde trollen worden ontregeld. Inmiddels zijn er
domweg te weinig intelligente mensen over die hier nog betekenisvol iets mee
kunnen. Die paar verstandige mensen die de boodschap wél bereikt, zijn door
bureaucraten ingekapseld en hebben binnen hun functie geen enkele bewegingsruimte
meer.
Dus: maak ruimte in je ziel voor haat. Want haat is wat
ze verdienen – en it’s all we’ve got.
Wij haten het inhumane
systeem dat ons denken in bochten dwingt om het absurde voor te stellen als
normaal.
En haat doet leven.