VON pakt kabinetsbeleid inzake jihadisten keihard aan

Geen categoriesep 04 2014, 15:14
Vluchtelingen-Organisaties Nederland heeft niet veel op met de manier waarop het kabinet de radicale islam wil aanpakken.<--break->
Hieronder de brief die Vluchtelingen-Organisaties Nederland geschreven heeft aan het kabinet inzake de aanpak van jihadisten. De tekst liegt er niet om; de vluchtelingen willen dat er keihard wordt ingegrepen, dat het beestje bij zijn naam wordt genoemd, en dat het kabinet eindelijk toegeeft dat de radicale islam het probleem is.
Ik heb de brief ook bijgesloten als pdf-bestand zodat u de brief snel en gemakkelijk kunt downloaden.
Excellentie,
Afgelopen vrijdag namen wij kennis van uw brief gedateerd te 29 augustus j.l. aan de Tweede Kamer aangaande het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (kenmerk 554913). Vanzelfsprekend zijn wij verheugd over de agendering van dit onderwerp en de erkenning van de urgentie van een integrale aanpak tegen jihadisme. Voor ons, Vluchtelingen-Organisaties Nederland, vormt dit onderwerp al enige tijd topprioriteit vanwege de ontwikkelingen in onze herkomstlanden (o.a. Irak, Afghanistan, Somalië, Soedan, Syrië en Koerdistan), de ontwikkelingen in Nederland en de wederzijdse beïnvloeding ervan. We omarmen dan ook een krachtige aanpak, zoals u die lijkt voor te staan. Toch voelen wij ons - op basis van onze eigen ervaring en inzicht - genoodzaakt u op een aantal cruciale zaken aangaande uw brief en programma te wijzen.
Probleemdefinitie
Zoals het kabinet terecht onderstreept, vormt het jihadisme een substantiële bedreiging voor onze nationale veiligheid en voor de internationale rechtsorde. De jihadistische beweging is in alles het tegenovergestelde van onze democratische rechtstaat. Jihadisten zijn dus ook niet een bij toeval gevormde groep. Ze vormen een beweging op basis van een gedeelde religieuze ideologie, die de ware voedingsbodem is van deze ellende. We zijn dan ook verbaasd over de omslachtige manier waarop in de brief wordt gesteld dat jihadisme “de gebruikelijke benaming voor een specifieke moderne gewelddadige ideologie" is ( p.1).  
Kennelijk rust er nog steeds een taboe op het benoemen van religieuze ideologieën. Als we dan direct mogen beginnen met het bespreekbaar maken daarvan: jihadisme is de meest gewelddadige vorm van een ideologie genaamd de politieke islam. Zoals overigens ook staat opgenomen in uw eigen begrippenlijst van het actieprogramma (p.15). En daarmee bedoelen we niet het geloof dat mensen op individuele basis beleven. We doelen op de gepolitiseerde vorm van de religie, oftewel de ideologie. U mag van ons aannemen dat we enigszins weten waarover we spreken, aangezien velen van ons juist voor de politieke islam zijn gevlucht.
Wij zijn van opvatting dat het juist definiëren en expliciet benoemen van de ideologische basis van jihadisme van cruciaal belang is. Niet vanwege enige emotionele reden, maar omdat het tegenovergestelde - het níet expliciet benoemen van het probleem - een riskante strategie is. Niet in de laatste plaats voor onschuldige moslims die hiermee niets te maken (willen) hebben. Een misplaatste bescherming van religie hindert het opstellen van een adequate probleemdefinitie, het diepgaand analyseren van de problematiek, maar ook debat en oplossingen voor religieus extremisme. Zo spreekt professor A. Guiora in zijn recent gepubliceerde boek Tolerating Intolerance (2014) treffend over een sacred veil (heilige sluier) die religie in moderne samenlevingen beschermt tegen kritiek. Het lijkt ons dat om dezelfde reden IS vlaggen in dit land de afgelopen zomer wel mochten worden getoond, terwijl hakenkruizen - wegens volledig terechte redenen - verboden zijn. Wat ons betreft geniet religieus extremisme geen andere status dan seculier extremisme.
De problematiek rond jihadisme beperkt zich niet tot een aantal mensen dat naar Irak of Syrië afreist. De problematiek start bij de ideologie die nu voet aan de grond begint te krijgen, in Nederland en in andere Europese landen. Dat is de ware voedingsbodem van hedendaags jihadisme. Precies daarom herkennen bijvoorbeeld leden van ons jongerenplatform zich ook niet in de omschrijving van het kabinet dat de jihadistische beweging in Nederland een “kleine, maar gevaarlijke extremistische, sekte achtige groepering” (p.1) is. De ontwikkelingen rond deze jongeren, beperken zich niet tot de nauwe definitie van het kabinet.
Als organisatie waarvan de achterban voor ruim 80 procent uit moslims bestaat en waarvan de achterban uit landen komt waarin allerlei bewegingen van de politieke islam het scepter zwaaien, hebben we ervaring met de manier waarop een dergelijke ideologie de huiskamers van mensen binnendringt. We weten tot welke consequenties dat in de praktijk kan leiden. En om die reden doen wij een dringend beroep op het kabinet om een bredere probleemdefinitie te formuleren, dan zoals die nu in het Actieprogramma wordt gebezigd.
Kenmerken van de politieke islam en jihadisme
Een ander essentieel punt dat wij willen benoemen betreft de context waarin dit vraagstuk zich afspeelt. Zo is een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van bewegingen in de politieke islam dat zij zich niet beperken tot nationale grenzen. Conform de achterliggende ideologie – een mondiale heerschappij van de islam – zijn deze bewegingen per definitie internationaal. Een ander kenmerk van bewegingen in de politieke islam is dat zij allemaal twee basispijlers kennen: een politiek-economische en een ideologische. De Islamitische Staat (IS), die op moment is uitgegroeid van een terroristische organisatie naar een terroristische staat, is op dit moment de meest prominente in zijn soort.
Politiek-economisch richt IS zich op de herverdeling van de oliehandel in de regio, zoals de Taliban zich bijvoorbeeld richt op de papaver- en drugshandel. Duidelijk is dat IS daarbij actief wordt ondersteund door en onderaannemer is van een aantal landen in de regio. De politieke en economische belangen in de regio spelen dus een cruciale rol bij de organisatie en heerschappij van IS.
Ideologisch richt IS zich op twee targetgroepen: vrouwen en iedereen die zich niet bekeert tot de ideologie van IS. Via onze eigen kaders die zich in Irak bevinden, horen we dagelijks aan welke gruwelijkheden vrouwen van verschillende religieuze en etnische komaf de afgelopen zomer - en nu nog - worden onderworpen. We dachten dat we bij VON inmiddels alle vormen van geweld tegen vrouwen wel kenden, maar wat zij meemaken valt niet onder woorden te brengen. De vlaggen van IS die deze zomer in het openbaar mochten worden getoond, symboliseren voor ons de massale verkrachtingen, onthoofdingen, genitale verminkingen en andere gruwelijkheden die in dezelfde weken honderden duizenden vrouwen zijn aangedaan. Dezelfde vlaggen symboliseren de letterlijke exodus die Yezidi’s, Turkmenen, christenen en andere minderheden nog steeds ondergaan. Gewone burgers die binnen enkele uren de dorpen en steden moesten ontvluchten waar zijzelf en hun voorouders al eeuwen lang leefden. De bergen in, of anders de dood tegemoet.
De classificaties die wij maken over het geweld en over de problematiek komen niet voort uit rapporten of media. Ze komen voort uit de rechtstreekse verhalen van onze eigen bestuursleden en kaders die zijn afgereisd naar familie en vrienden in Syrië en Irak. Mensen die dit alles zelf hebben ondervonden. Degenen die met IS vlaggen zwaaien en die het zwaaien ervan bagatelliseren, verdienen dan ook op geen enkele manier ons vertrouwen. En de ideologie die deze vlaggen symboliseren, beschouwen wij dan ook als de meest cruciale bedreiging van onze existentie.
We vragen ons af waarom noch in de brief, noch in het plan van aanpak wordt gerept over deze gehele context.
Banaliteit van het kwaad
Aansluitend op het vorige punt: het hedendaagse jihadisme heeft niets te maken met ‘uitsluitingsmechanismen van de arbeidsmarkt’. De impliciete bewering dat jongeren hier gefrustreerd raken wegens uitsluiting en discriminatie en daarom vertrekken naar Syrië en Irak om daar vervolgens mee te doen aan massaverkrachtingen en –onthoofdingen, heeft geen wetenschappelijke basis. Noch kan iemand met gezond verstand deze bewering serieus nemen.  
Ja, we hebben helaas ook in Nederland te maken met vormen van discriminatie van bepaalde bevolkingsgroepen. Zoals van ouderen, vrouwen, lhbt’s, joden en moslims. En ja, we moeten als samenleving alles in werking stellen om alle vormen van discriminatie uit te bannen. Maar dat jihadisme, de opkomst van de politieke islam en radicalisering van jongeren hiervan het directe gevolg zijn, is te kort door de bocht. Er zijn geen (serieuze) wetenschappelijke onderzoeken over de kenmerken van Europese jihadisten die dat kunnen staven. De informatie die al wel voorhanden is, zoals een recent rapport van de AIVD (2014), laat ons ook een ander profiel zien: namelijk dat van soms hoogopgeleide, alles behalve kansarme, jongeren uit Europa die zich aansluiten bij IS.   
Wat ons betreft is het op deze manier (onbewust) voeden van een soort agressief slachtofferschap een verkeerde strategie voor het realiseren van sociale cohesie. Het bagatelliseert de werkelijke voedingsbodem van jihadisme, maar ook polariseert moslims en niet-moslims en heeft daarmee een volledig averechts effect. Wat ons betreft gaat het hier om een identiteitsvraagstuk, zoals we die al jaren tegenkomen in onze programma’s over individuele vrijheden, gelijkheid en zelfbeschikking.
Mensenrechten: dat is waar het om gaat!
In de brief van het kabinet valt op dat er wordt gerept over de waarden van de rechtsstaat, zonder expliciet te benoemen wat die zijn en dat er wordt gesproken over het respecteren van verschillen, zonder aan te geven wat daarmee wordt bedoeld. Wij vragen ons af of beide voor iedereen zonder meer vanzelfsprekend zijn, of dat er een achterliggende reden is om niet concreet te benoemen wat het kabinet bedoelt. Het actieprogramma zit vol met acties zoals het ‘bespreekbaar maken van’, maar als een concreet referentiekader mist, wordt het straks erg moeilijk – of juist oppervlakkig – om tot effectieve resultaten te komen.
Ons inziens gaat het hier om de gelijkheid van alle mensen, individuele vrijheid en het recht om over je zelf te beschikken en je zelf te kunnen zijn. Alle verschillen die binnen dit kader vallen, dienen we te respecteren. Maar waarden en normen die hiermee in strijd zijn, zoals van IS en de door hen vertegenwoordigde politieke islam, niet. We verwachten van het kabinet dat zij – omwille van de gehele samenleving en de sociale cohesie – deze waarden expliciet benoemd. Evenals de kwaadaardige ideologie die dit bedreigt. Kortom, we verwachten dat u grenzen durft te stellen aan onze tolerantie en de intolerantie van de ander.
Individuele vrijheid versus nationale veiligheid
Ten slotte hebben wij een aantal vragen over de wijze waarop u nu van plan bent jihadisme aan te pakken. Ongetwijfeld is het kabinet het met ons eens dat er aan de basis van elke rechtsstaat een balans moet liggen tussen o.a. individuele vrijheid en nationale veiligheid. Wanneer we het actieprogramma in dit licht bekijken, rijzen er bij ons een aantal vragen op.  
Zo constateren we in verscheidene maatregelen dat uitvoering plaats vindt zonder rechterlijke tussenkomst (bijvoorbeeld in maatregel 4). Wie mag deze beslissingen dan nemen, op basis van welke informatie en deskundigheid, waar ligt de controle en zijn er mogelijkheden tot bezwaar of beroep? Uiteraard kan het zo zijn dat in incidentele situaties tijdelijke maatregelen moeten worden genomen, zonder tussenkomst van een rechter. Maar die tijdelijkheid zien we niet terug in het actieprogramma. Pas bij maatregel 19b, over het strafrechtelijk optreden tegen het tonen van bepaalde vlaggen, komt het Openbaar Ministerie in beeld. Iets wat wij op zich een goede zaak vinden, maar het doet de vraag rijzen waarom inmenging van het OM bij lastig te bepalen zaken zoals ‘gegronde vermoedens van aansluiting bij een terroristische strijdgroepering’ in deze maatregelen niet vereist is, maar bij zoiets als het zwaaien met vlaggen, dat voor iedereen zichtbaar is en duidelijk symbool staat voor gruwelijke daden, wel? Normaal gesproken zouden we het omgekeerde kunnen verwachten.
Ook hebben we vragen bij maatregel 20c, aangaande het weren van haatzaaiers uit lokale risicogebieden (p.7) . Hoe zal selectieve woningaanwijzing er uit gaan zien? Wie zal de screening gaan uitvoeren? Over welke ‘bepaalde aangewezen gebieden’ hebben we het hier? En welke gevolgen zal deze maatregel hebben?
Juridische maatregelen, zoals die uit het actieprogramma, moeten concreet, controleerbaar en eenduidig zijn. Zoals veel maatregelen nu geformuleerd zijn, voldoen ze naar onze mening niet aan die vereisten. Formuleringen zoals ‘gegronde vermoedens van aansluiting bij een terroristische strijdgroepering’ roepen bij ons namelijk veel vragen op. Wanneer wordt een groepering als een terroristische strijdgroepering gezien en wie bepaalt dat? Wanneer zijn vermoedens van uitreis ‘gegrond’ (maatregel 7), wat wordt onder ‘redelijke verdenking’ (maatregel 14) verstaan en wanneer ‘blijkt uit de omstandigheden’ (maatregel 14c) dat er sprake is van een potentiële uitreis met als doel aansluiting bij een terroristische strijdgroep? Dergelijke formuleringen zullen zonder twijfel aan bijdragen dat deze interventies bijwerkingen gaan hebben en aan effectiviteit en geloofwaardigheid zullen inboeten. Een aanpak als deze, die de balans tussen individuele vrijheid en nationale veiligheid niet voldoende behelst, heeft haar effectiviteit op internationaal niveau overigens nog altijd niet bewezen. En bovendien verwacht deze aanpak bijzonder veel deskundigheid van medewerkers van de verschillende diensten en wij vragen ons ten zeerste af of dit een redelijke en realistische verwachting is.
Een ander punt van aandacht voor ons ligt in het pakket aan maatregelen om radicalisering tegen te gaan. Wie zijn bijvoorbeeld de sleutelfiguren (maatregel 22), wat doen ze op dit moment en wie kiest ze uit? Hetzelfde geldt voor de ‘jongeren’ van maatregel 23c. Over welke jongeren gaat dit en wat zijn precies de netwerken rondom deze jongeren en hun opvoeders? In maatregel 24c wordt gesproken over burgerschapsonderwijs om actief burgerschap en sociale integratie te bevorderen. Naar onze mening zou het op zijn plaats zijn om hier mensenrechtenonderwijs van te maken of aan toe te voegen en dit als verplicht vak in te voeren. Een tegenbeweging zou zich op een concept van mensenrechten moeten baseren. Zodat er naast de voorgestelde maatregel 27c, om islamitische tegengeluiden te versterken, ook andere (mensenrechten)tegengeluiden kunnen worden gehoord.
Wij sluiten deze brief graag af met te benadrukken dat u bij de strijd tegen jihadisme ons aan uw zijde heeft. Wij hopen dat de punten in deze brief dan ook niet als kritiek worden beschouwd, maar als onze bijdrage voor een krachtige aanpak tegen jihadisme.   
Hoogachtend,
Dzsingisz Gabor en Fatma Özgümü?
Resp. Voorzitter Vluchtelingen-Organisaties Nederland en Directeur Vluchtelingen-Organisaties Nederland
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten