Op 29 mei 2019 deed de Raad van State (RvS) de uitspraak dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) dat ten grondslag ligt aan de verlening van natuurvergunningen
niet deugt, omdat van tevoren onduidelijk is wat maatregelen opleveren. Daardoor staan alle projecten en plannen die
stikstofdepositie teweeg kunnen brengen in natuurgebieden, waarvoor nog geen definitieve vergunning is verleend, op de helling. Dat kan gaan van de aanleg van windmolenparken tot wegen, bedrijventerreinen, woningbouw, vliegvelden en uitbreidingen van veehouderijen.
Veehouderijen hebben daarbij voortaan ook nog voor het beweiden en bemesten in de buurt van natuurgebieden een vergunning nodig, terwijl die niet verleend zal worden bij extra stikstofuitstoot in natuurgebieden. Daarmee zijn grazende koeien in de wei niet meer vanzelfsprekend.
Ideologische belangen
De rechtszaak was aangespannen door onder andere Mobilisation for the Environment (MOB) die sinds 2015, toen het PAS in werking trad, al vecht tegen het Nederlandse stikstofbeleid.
MOB is een non-gouvernementele organisatie die zich binnen de Europese Unie (EU) onder andere richt op de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). In deze richtlijnen zijn de (vogel)soorten en natuurgebieden opgenomen die door de lidstaten beschermd dienen te worden. MOB beoogt klimaatverandering en zogenaamde afname van biodiversiteit te beperken en te stoppen door onder andere invloed uit te oefenen, te lobbyen en te procederen indien bedrijven geen convenanten willen afsluiten. Een
brief d.d. 29 augustus 2019 aan premier Rutte laat weinig onduidelijkheid bestaan over de tactiek die MOB hanteert:
“Indien de regering hiertoe niet of onvoldoende bereid is dan blijft ons weer geen andere keuze dan dit juridisch aan te vechten. Dat gaat veel tijd en geld kosten en lost het probleem van de te hoge stikstofdepositie op natuurgebieden niet op. Wij hopen dat dit niet nodig zal zijn.”
Oftewel indien de regering niet doet wat MOB zegt, deinzen ze er niet voor terug om belastinggeld te verspillen aan procedures waarvan zij weten dat het de stikstofdepositie in natuurgebieden niet oplost en dus ook niet ten goede komt aan de biodiversiteit en het klimaat dat ze zelf voor ogen hebben. Daarbij zou de overheid de MOB doelen dienen te financieren met een deel van het al schaarse defensiebudget, vinden ze.
Bovenop dit alles grijpen partijen als GroenLinks,
D66, Partij voor de Dieren, natuur- en milieuorganisaties en veganisten de RvS uitspraak op social media en in de media aan om hun eigen ideologieën aan de samenleving op te dringen en eenzijdig hard uit te halen naar de intensieve
veehouderij en zo te dwingen tot forse inkrimping van de veestapel. Als de boeren niet debet zijn aan de stikstofdepositie, dan hebben zij wel de bosbranden in Brazilië, alle welvaartsziekten of de klimaatverandering veroorzaakt?! Alles op alles wordt gezet om vlees, natuurlijk voedsel voor de mens als omnivoor, in het verdomhoekje te stoppen. Maar is dat terecht? En hoe kan het dat een EU richtlijn, geldend in alle EU-landen, alleen in Nederland leidt tot een slot op economische ontwikkeling?
‘Oer’-Ecologische Hoofdstructuur
Mogelijk geeft een bijdrage op
Foodlog.nl d.d. 12 juli 2019
meer inzicht daarin.
Terwijl de VHR al in 1979 en 1992 van kracht was, duurde het tot 2004 voordat de Europese Commissie (EC) een Nederlandse selectie van natuurgebieden kon goedkeuren. Een jaar later werd de VHR grotendeels omgezet in relevante Nederlandse wetgeving. Tot die tijd leken het ministerie van
Landbouw, Natuur en Visserij (LNV), Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer meer oog te hebben voor hun
zelfbedachte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) die Nederland moest terugbrengen naar een
‘oer’-ideaal. Vooral het verlies van hoogveen, dat door turfwinning had bijgedragen aan de welvaart van Nederland, was een doorn in het oog.
Bij de totstandkoming van een Nederlandse selectie van natuurgebieden zou het een en ander zijn misgegaan: invloeden van economische (havens) en agrarische gebieden op de gebieden zouden buiten beeld zijn gelaten, onderzoeksgegevens vervalst, een woelmuis die helemaal geen argument kon zijn voor selectie van bepaalde gebieden, belangrijke weidevogelgebieden die ten koste van de grutto buiten de selectie werden gehouden, willekeurige omgang met selectiecriteria waardoor er meer gebieden als natuur werden geselecteerd dan noodzakelijk en een slordige gebiedsbegrenzing waardoor landbouwpolders binnen de begrenzing terecht kwamen ten gunste van reeds geplande ontwikkelingen voor ‘natuurherstel’.
LNV e.a. zouden ook op creatieve wijze de procedure naar hun hand hebben gezet, zodat alle transparantie voor belanghebbenden ontbrak en beroep onmogelijk was, waardoor alsnog de ‘oer’-EHS als zogenaamde EU verplichting kon worden doorgedrukt terwijl ze onterecht beschuldigend doorverwezen naar Brussel. Beheerplannen waren al opgesteld voordat een gebied een definitieve juridische status kreeg onder de noemer dat eerst de haal- en betaalbaarheid onderzocht moest worden, terwijl de formulieren voor de eerste selectie aan de EC juist alle ruimte boden om dat te onderzoeken, omdat herstelmaatregelen geld kosten.
Achttien procent van de habitattypen en -soorten die in aanwijzingsbesluiten waren vastgelegd, zouden niet eens voorkomen in de Nederlandse selectie die oorspronkelijk was voorgelegd aan de EC. Terwijl er slechts twee gebieden voor ‘actief hoogveen’ in aanmerking kwamen, werden er nog twintig toegevoegd. Evaluatie van tweederde van het gebied bleef uit tot 2018, doordat fundamentele gegevens ontbraken. Daaruit bleek dat de twee ‘actief hoogveen’ gebieden konden worden aangemerkt als ‘uitstekend’ ondanks de enorme hoeveelheden stikstof die daar geacht werden neer te slaan. In ongeveer de helft van de andere gebieden bleef significante groei van hoogveen uit ondanks jarenlange investeringen, terwijl het enorme beperkingen legde op de (bedrijfs)activiteiten in de omgeving. Vergelijkbaar verging het met het habitattype ‘herstellend hoogveen’.
VHR-beschermingsstrategieën
Ook de drie beschermingsstrategieën die opgenomen zijn in de VHR zou LNV e.a. naar eigen goeddunken hebben geïnterpreteerd. De actieve strategie in de vorm van bijvoorbeeld maaibeheer, verbetering waterkwaliteit en aanleg/onderhoud van houtwallen werd vertaald als een (grootschalige) herinrichting van gebieden of het slopen van de ene habitat in ruil voor een andere. En dat terwijl in de Habitatrichtlijn uitdrukkelijk werd gesteld dat alle maatregelen rekening dienen te houden met sociaal-economische en culturele belangen.
De reactieve strategie die tot doel heeft de bestaande kwaliteit van gebieden te behouden, werd door LNV niet logischerwijs vertaald tot een monitoringsprogramma. Het ministerie koos ervoor de bewijslast via een vergunningstelsel (PAS) met bijbehorende modelberekeningen bij bedrijven en ontwikkelaars neer te leggen. Opmerkelijk omdat er ook natuurlijke oorzaken van achteruitgang kunnen zijn, die zich onttrekken aan het vergunningenstelsel, zoals bijvoorbeeld de overlast van grote groepen ganzen, die leiden tot het verdwijnen van andere vogelsoorten.
Het gebruikte simulatiemodel in het vergunningstelsel zou ook ongeschikt zijn voor het beoogde doel. En terwijl hoogveen geen last heeft van stikstof werden er toch depositiewaarden geformuleerd. In de afgelopen 20 jaar zou theorie en praktijk nooit zijn overeengekomen.
De pro-actieve strategie houdt in dat plannen of projecten worden getoetst vanuit het voorzorgsbeginsel op mogelijk te verwachten negatieve gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van een gebied. Bij significant negatieve effecten kan een plan of project alleen nog doorgang vinden bij groot openbaar belang. Grote onduidelijkheid was er onder andere over wat te verstaan onder ‘natuurlijke kenmerken’. Meerdere verzoeken deze vraag aan het Europees Hof van Justitie voor te leggen, deed Ierland dit ondertussen wel. Het verdict luidde dat de enige juiste uitleg was dat onder natuurlijke kenmerken ‘alleen de soorten en habitattypen worden verstaan die reden zijn geweest voor de selectie van het gebied’. Toch hield Nederland vast aan haar eigen brede interpretatie, waardoor de ruimte voor nabijgelegen activiteiten onnodig wordt beperkt.
Weg uit de juridische en economische wurggreep
Op basis van deze analyse lijkt het er sterk op dat Nederland deze juridische en economische wurggreep vooral aan zichzelf te danken heeft door naar eigen goeddunken af te wijken en te interpreteren van de VHR. Daarbij kan er ook niet eenzijdig naar de intensieve veehouderij worden gewezen omdat feitelijk nooit monitoring heeft plaatsgevonden. Het
taartdiagram waarop bepaalde politieke partijen zich baseren in deze discussie is nietszeggend. Dat boeren het meeste stikstof uitstoten, wil nog niet zeggen dat dit een probleem is. Het is niet omdat een boerenbedrijf is gelegen naast een natuurgebied, dat daarmee de stikstof die dat bedrijf veroorzaakt ook op dat natuurgebied neerslaat en dat een overschrijding van de stikstofwaarden enkel en alleen het gevolg is van dat boerenbedrijf. Om dit te achterhalen dien je letterlijk te meten. Daarbij dienen de effecten op de natuur ook gemonitord te worden. Hoge waarden hoeven niet te betekenen dat het slecht gaat met de natuur, gezien bijvoorbeeld hoogveen.
De oplossing voor deze PAS impasse is dus niet een halvering van de intensieve veehouderij en is in strijd met de VHR die uitdrukkelijk stelt dat rekening dient te worden gehouden met de sociaal-economische en culturele belangen. Eerst dient de VHR eindelijk uitgevoerd te worden zoals die bedoeld is met een daarbij passend monitoringsprogramma die in meerdere opzichten de feitelijke situatie meet en dient alle relevante nationale wet- en regelgeving daarop te worden aangepast. Alle terreinbeheerders in Nederland behoren zich daarbij te houden aan dezelfde wetten en regels. De adviescommissie Stikstofproblematiek
onder leiding van Johan Remkes zou hier in eerste instantie op kunnen aansturen via een noodwet waarbij met onmiddellijke ingang alleen rekening wordt gehouden met de natuurgebieden die volgens de VHR als dusdanig dienen te worden aangewezen.
Louter kijkend naar de intensieve veehouderij, zou de wetgever restricties kunnen stellen aan het aantal te houden dieren in het licht van volksgezondheid, dierenwelzijn, behoud van gezonde concurrentie en externe veiligheid. Zoals ook in andere branches gebruikelijk is zouden boerenbedrijven aan de voorkant verplicht kunnen worden tot het aanhouden van een bestemmingsreserve met betrekking tot omstandigheden waarin (tijdelijke) bedrijfssanering noodzakelijk is. Het is daarentegen niet aan de overheid om te bepalen wie wel en niet zijn brood mag verdienen als boer en hoe dat te doen. De overheid kan wel boeren stimuleren en faciliteren ter bevordering van volksgezondheid, dierenwelzijn, gezonde concurrentie en externe veiligheid. Vragen die daarbij gesteld kunnen worden zijn: Waarom bestaan megastallen? Wat zijn plus- en verbeterpunten van de intensieve veehouderij?
Milieu en klimaat worden niet geholpen met een sanering die de intensieve veehouderij dwingt naar het buitenland. Op basis van CBS-cijfers is het aantal landbouwbedrijven ten opzichte van het jaar 2000 bijna gehalveerd alsmede is het totaal aantal dieren met circa zeven procent gekrompen. De sector neemt al behoorlijk wat milieumaatregelen. En hoe ga je je bevolking te eten geven als Nederland zelf een keer geconfronteerd wordt met economische sancties of oorlog?
De intensieve veehouderij zou slechts voor twee procent bijdragen aan het bnp. En alle indirecte werkgelegenheid dan? Slechts of wel twee procent, want wat ga je met al die grond doen na sanering? Geheel omvormen tot natuur? Dat dient ook te worden onderhouden. Wie gaat dat betalen? Wie gaat vlaktes openhouden waarop bijvoorbeeld weidevogels goed gedijen? Wie garandeert dat wij over tien jaar nog langs een weiland kunnen fietsen met meerdere ooievaars, soorten ganzen en grutto’s, zoals op dit moment nog wel kan, als alle weilanden zijn weggesaneerd?
Het D66 voorstel om het aantal varkens en kippen te halveren resulteert slechts in
vier procent minder stikstofuitstoot. Terwijl nooit is onderzocht of de gehele vier procent wel als geheel neerslaat in natuurgebied. Wanneer houdt deze symboolpolitiek die Nederland op alle vlakken op achterstand zet en internationaal voor paal laat staan een keer op?