Door zijn zachte stem, beheerste presentatie en partijloze status lijkt Dick Schoof op het eerste gezicht de verpersoonlijking van bestuurlijke neutraliteit. Maar schijn bedriegt. Wie zijn loopbaan van nabij bekijkt, ziet een man die de afgelopen twintig jaar systematisch de macht van de staat heeft versterkt, vooral waar het gaat om veiligheid, vreemdelingenbeleid en toezicht op minderheden. Zijn recente benoeming tot minister-president van Nederland — als zogenaamd compromisfiguur tussen PVV, VVD, NSC en BBB — markeert dan ook geen neutrale keuze, maar een cruciale stap in de geleidelijke normalisering van het gedachtegoed van Geert Wilders. Schoof was jarenlang lid van de Partij van de Arbeid. Maar wie denkt dat zijn premierschap daarmee geworteld is in sociaal-democratische waarden, vergist zich. Als directeur van de IND in de vroege jaren 2000 was hij verantwoordelijk voor een verscherpt asielbeleid. Als Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTV) stuurde hij op een risicogerichte benadering waarbij vooral islamitisch extremisme — reëel of vermoed — centraal stond. En als directeur-generaal van de AIVD en later als hoogste ambtenaar bij Justitie, faciliteerde hij vergaande surveillancestructuren binnen de Nederlandse rechtsstaat. Hij verdedigde zelfs het onwettig volgen van burgers via social media en stond toe dat privédetectives moskeeën infiltreerden.
Wat velen destijds zagen als technocratische noodzaak, blijkt achteraf een ideologische verschuiving. Niet uitgesproken, maar voelbaar. Waar linkse partijen zich zorgen maakten over stigmatisering, radicaliseerde Schoof op zijn manier: via beleid, via structuren, via de bureaucratische sluiproute. In zekere zin is hij geen PVV’er in naam — maar misschien inmiddels wel in geest.
Dat hij nu premier is van een kabinet waarin de PVV volwaardig deelneemt, is geen toeval. Hij is geen risico, maar een garantie: op bestuurlijke rust, op controle, op een beleid dat culturele dreigingen boven economische kansen stelt. In dat opzicht is Schoof voor Wilders wat Mario Draghi ooit was voor Italië: de technocraat die beleid uitvoert waar geen uitgesproken ideologische leider de handen aan vuil wil maken.
Zijn afstandelijke voorkomen, zijn verleden bij de veiligheidsdiensten, zijn vermogen om zowel Den Haag als de media op afstand te houden — het maakt hem de ideale tussenpersoon voor een stille revolutie. Geen breekijzer, maar een fijnmechanisch instrument. Terwijl de gevestigde orde zich veilig waant, voert Schoof in stilte een agenda uit die veel lijkt op die van Wilders anno 2008: minder immigratie, meer staatstoezicht, cultuur als bindmiddel, islam als risico.
Het is de paradox van deze tijd: de PVV is niet aan de macht gekomen met een woedende volksmenner, maar met een beheerste bestuurder. Geen man van slogans, maar van systemen. En juist daardoor des te effectiever.
De vraag is niet meer of Nederland verandert — maar hoeveel Nederlanders eigenlijk begrijpen wie het werkelijk verandert.